Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2325/GA, 13 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2325/GA

betreft: [klager] datum: 13 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting Vught,

gericht tegen een uitspraak van 20 september 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2004, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de [klager], unit-directeur van voormelde p.i..
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, is op behoorlijke wijze opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van vier dagen, wegens het misleiden van personeel.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is naar een andere afdeling overgeplaatst. Op die afdeling vindt het bezoek op een andere dag plaats en dit is hem ook verteld. Klager heeft zijn bezoek niet aangemeld en heeft toen geprobeerd om dat alsnog te regelen. Toendat niet lukte en uitgezocht werd hoe een en ander precies zat, bleek dat er niets waar was van wat klager had verteld. Hij heeft met verhalen geprobeerd personeelsleden tegen elkaar uit te spelen. Het op ambtsedig opgemaakt rapportis ten onrechte in twijfel getrokken. Klager verbleef al 12 dagen op die nieuwe afdeling en heeft dus alle tijd gehad om zijn bezoek in te lichten. Er bestond derhalve geen coulance meer voor hem.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de artikelen met betrekking tot de disciplinaire straf en de hoorplicht voor de directeur volgt dat een straf niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd. Blijkens de schriftelijke mededeling van 24 augustus 2004 wordtklager op die dag een disciplinaire straf opgelegd met ingang van 23 augustus 2004, hetgeen formeel onjuist is. De beroepscommissie is inhoudelijk van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf, gelet op het feit dat klager heeftgetracht zijn bezoek doorgang te laten vinden door het personeel op het verkeerde spoor te zetten, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk en onbillijk is. Voor de begane vormfout dient klager eentegemoetkoming van € 5,= te worden toegekend. Het vorenstaande leidt tot de volgende uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart het beklag op formele grond deels gegrond en kent klager een tegemoetkoming van € 5,= toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en mr. Th. E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 13 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven