Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2455/JA, 5 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2455/JA

betreft: [klager] datum: 5 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj)) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 september 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Doggershoek te Den Helder, voorzover deze de vaststelling van een tegemoetkoming betreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2004, gehouden in de j.j.i. ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], directeur pedagogisch beleid bij de j.j.i. De Doggershoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 25,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag over vermissing van kleding na zijn overplaatsing op 24 maart 2004, op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De tegemoetkoming is te gering omdat zijn kleding meer waard is dan € 25,=. Hij wil of zijn kleding terug of de waarde van de kleding vergoed krijgen. Hij heeft een doos vanuit De Doggershoek ontvangen, met daarin een zwarte jas,een radio en schoenen. De witte kleding die tijdens zijn overplaatsing nog in de wasmachine zat ontbrak. Het gaat om een broek, twee truien, sokken en een boxershort. Die kledingstukken moeten nog in De Doggershoek zijn. Vanuit DeHartelborgt is gebeld en toen zei men dat het waar was dat er nog kleding van klager in de inrichting lag. Later is opnieuw gebeld en zei men dat men niet wist waar die kleding zich in de inrichting bevond.
De directeur zegt wel dat er hele vervelende omtstandigheden waren, maar op de dag van zijn overplaatsing zat hij gewoon in de groep. Hij had zelf zijn spullen kunnen en willen inpakken, maar het sectorhoofd zei hem dat hij dat zoudoen en dat hij er op moest vertrouwen dat hem alles nagezonden zou worden. Een jongen uit de FOBA zat op dezelfde groep als hij en heeft precies dezelfde problemen als hij.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd.
In de wasmachine zat alleen kleding van klager. Volgens de groepsleiding zijn alle spullen van klager, ook zijn kleding uit de wasmachine, ingepakt en in de doos nagezonden. Dit is niet te bewijzen, daar klager het formulier terzakeniet heeft kunnen ondertekenen omdat hij naar de FOBA ging. Volgens de normale procedure wordt ook in geval van nazending van goederen de inpaklijst ondertekend na vergelijking van wat is ingepakt en destijds bij binnenkomst aaningevoerde goederen is geregistreerd. Volgens de procedure van DV&O wordt in geval van transport naar de FOBA de jeugdige vanuit de afzondering aan DV&O overgedragen en direct in de auto geplaatst, zodat er geen tijd is om controleuit te voeren ten aanzien van na te sturen goederen. De inrichting heeft zich terzake voor een voldongen feit laten stellen. Klager is de eerste jeugdige, die vanuit De Doggershoek naar de FOBA is overgeplaatst. Inmiddels is deprocedure in de inrichting aangepast in die zin dat altijd een ondertekende lijst achterblijft in de inrichting.

3. De beoordeling
Blijkens de uitspraak van de beklagrechter heeft de directeur een procedurele fout gemaakt bij de uitvoer van klagers eigendommen, komt het daardoor geschapen bewijsrisico voor rekening van de directeur en is op die grond eentegemoetkoming van € 25,= vastgesteld.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de wegens een procedureel verzuim toegekende tegemoetkoming juist is. Klagers stelling dat de door hem vermiste kleding nog in de inrichting moet zijn dan wel een hogere waarde dan € 25,=heeft kan daaraan niet afdoen. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Klager kan ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, aan de handvan een door hem opgestelde lijst van vermiste kleding en de waarde daarvan, een gespecificeerd verzoek om schadevergoeding doen aan de directeur van de desbetreffende inrichting. Ook kan hij zich wenden tot de burgerlijke rechter.

De beroepscommissie geeft daarbij in overweging om bij vertrek van een pupil die in afzondering verblijft een procedure toe te passen overeenkomstig de circulaire “Richtlijnen m.b.t. door gedetineerden in penitentiaire inrichtingenachtergelaten voorwerpen”, kenmerk nr. 021/388, d.d. 3 februari 1988.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 5 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven