Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2182/TP, 3 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2182/TP

betreft: [klager] datum: 3 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. S. de Laat,namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De Minister is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het beroep te reageren en klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten.
De beroepscommissie neemt voorts in aanmerking haar op 3 januari 2005 genomen beslissing (04/1508/TP), die aan de uitspraak is gehecht.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 10 september 2004 verlengd tot en met 8 december 2004.

2. De feiten
Verwezen wordt naar de bovenvermelde uitspraak (04/1508/TP).

3. De beoordeling
Het onderhavige beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister tot verlenging van klagers passantentermijn van 10 september 2004 tot en met 8 december 2004. Ten tijde van het nemen van die beslissing was de Minister nog nietbekend met de inhoud van de uitspraak van 3 januari 2005 (04/1508/TP) inzake een eerder beroep van klager. Bij die uitspraak heeft de beroepscommissie overwogen dat de vorige beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn van 12 juni 2004 tot en met 9 september 2004 onredelijk en onbillijk moet worden geacht vanwege de duur van die termijn. De beroepscommissie heeft bij die uitspraak die beslissing tot verlenging van depassantentermijn vernietigd.
Deze uitspraak brengt mee dat de thans bestreden beslissing eveneens onredelijk en onbillijk is. Derhalve is ook het onderhavige beroep gegrond en dient de thans bestreden beslissing eveneens te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.

De beroepscommissie zal haar overwegingen en uitspraak omtrent een klager eventueel toe te kennen tegemoetkoming aanhouden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij houdt de beslissing omtrent een eventueel toe te kennen tegemoetkoming aan.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 3 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven