Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1508/TP, 3 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1508/TP

betreft: [klager] datum: 3 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. de Laat,namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn genoemde raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft niet voor 12 juni 2004 de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst, verlengd. Dit verzuim wordt ingevolge het bepaalde inart. 12, derde lid, Bvt gelijkgesteld met een beslissing tot verlenging van deze termijn, een zogenaamde fictieve beslissing.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 28 augustus 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd (tbs). Hij is vanaf 22 september 2003 in aanmerking gebracht voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs.
De tbs van klager is ingegaan op 15 december 2003. Sindsdien heeft hij in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn.

De Minister heeft op 15 juli 2004 besloten de onder 1. bedoelde termijn – de passantentermijn – te verlengen van 12 juni 2004 tot en met 9 september 2004, nadat klager daarover op 14 juli 2004 was gehoord. De schriftelijkemededeling van deze beslissing is klager uitgereikt op 20 juli 2004.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Ten tijde van het instellen van het beroep heeft klagers passantentermijn de duur van zes maanden overschreden, al was klager niet duidelijk met ingang van welke datum ditprecies het geval was. Op dat moment had de Minister verzuimd klager te horen over de verlenging van de passantentermijn, daartoe gemotiveerd te beslissen, en van deze beslissing aan klager mededeling te doen. De Minister heeftklager op 14 juli 2004 alsnog over deze verlenging laten horen en heeft op 15 juli tot de verlenging beslist. Echter de Minister heeft daartoe beslist zonder onderzoek van klagers psychische conditie. Zodanig onderzoek heeft pasplaatsgehad in het kader van de volgende verlenging van de passantentermijn. Klager is nog niet geselecteerd voor een tbs-kliniek. Nadat de selectie zal hebben plaatsgehad kan klager zich pas middels preklinische interventie op detbs gaan voorbereiden. Doordat de selectie uitblijft dreigt klager zijn motivatie voor de tbs-behandeling te verliezen. Dit kan -gezien klagers persoonlijkheidsstoornis- volgens de forensische psychiater leiden totstemmingsstoornissen en impulsief, automutilatief of zelfs suïcidaal gedrag. De psychiater adviseert zo spoedig mogelijk duidelijkheid aan klager te geven en met preklinische interventie te starten, ter voorkoming van somberheids-en angstklachten en ter vermindering van suïcidegevaar.
Gevraagd wordt het beroep formeel en materieel gegrond te verklaren, klager met spoed te doen selecteren en hem met voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen, en hem een tegemoetkoming toe te kennen van € 567,23 per maand vanafhet moment dat hij in aanmerking had moeten komen voor plaatsing in een tbs-inrichting, per periode van drie maanden te verhogen met € 113,45 per maand tot aan de opname in een tbs-inrichting.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, omdat klager niet tijdig is gehoord, per abuis is verzuimd tijdig een beslissing te nemen en de beslissing te laat aan klager is medegedeeld.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een p.i. Een dergelijkeduur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in de p.i.onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Blijkens de overgelegde medische verklaring van 21 oktober 2004 is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in eenp.i. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
In het licht van de hierna volgende overwegingen omtrent de rechtmatigheid van de bestreden beslissing komt de beroepscommissie niet meer toe aan de gebruikelijke toetsing van deze beslissing aan de wettelijke vereisten.

De totale duur van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. bedroeg ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing zes maanden

In het licht van de op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 mei 2004 (no. 49902/99) in de zaak Brand moet geoordeeld worden dat een passantentermijn van zesmaanden of meer in strijd is met artikel 5, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 12 juni 2004 tot en met 9 september 2004 in strijd is met het recht. Zij zal hetberoep derhalve gegrond verklaren.

Gelet op het feit dat van de zijde van de beroepscommissie de beoordeling van de detentiegeschiktheid met behulp van een medische verklaring vervalt en gelet op het feit dat de beroepscommissie niet oordeelt over zaken betreffendede in artikel 12, eerste lid, Bvt genoemde passantentermijn, acht zij het van groot belang dat de Minister de penitentiaire inrichtingen erop wijst de situatie van een tbs-passant in relatie tot zijn detentie(on)geschiktheidnauwlettend te volgen.

Omtrent een eventueel vast te stellen tegemoetkoming zal de beroepscommissie beslissen bij afzonderlijke uitspraak. De Minister is dienaangaande inmiddels om zijn standpunt gevraagd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij houdt de uitspraak omtrent de eventueel vast te stellen tegemoetkoming aan.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 3 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven