Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5258/GA, 10 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/5258/GA

              

Betreft [Klager]

Datum 10 november 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het niet opvolgen van aanwijzingen en het bedreigen van het personeel, ingaande op 19 augustus 2019.

De beklagrechter heeft op 11 november 2019 het beklag gegrond verklaard (ZS-ZZ-2019-136). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. P. Figge in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagrechter heeft onvoldoende terughoudendheid in acht genomen bij het beoordelen van het gedrag van klager. Getoetst dient enkel te worden of de strafoplegging redelijk en billijk is. Op grond van de landelijke sanctiekaart kan voor het weigeren van het uitvoeren van een opdracht van het personeel een disciplinaire straf worden opgelegd van drie dagen eigen cel. Voor het bedreigen van het personeel kan een straf worden opgelegd van maximaal veertien dagen cel. De aan klager opgelegde straf van drie dagen strafcel is dan ook redelijk en billijk. Bovendien zat klager al een cellulaire straf uit, maar hij heeft zich daar niet aan gehouden. Aan dit gegeven is de beklagrechter volledig voorbijgegaan. Het verzoek is dan ook het beroep gegrond te verklaren.

 

Standpunt van klager

Klager heeft niet gereageerd op het beroepschrift van de directeur.

 

3. De beoordeling

Op basis van het dossier stelt de beroepscommissie de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 19 augustus 2019 werd klager door een medewerker verzocht om terug te gaan naar zijn cel, omdat hij zich bemoeide met een gesprek. Klager gaf geen gehoor aan dit verzoek. Ook andere gedetineerden begonnen zich met het gesprek te bemoeien, waardoor het niet meer mogelijk was voor de medewerker de orde, rust en veiligheid op de afdeling te waarborgen. Samen met andere medewerkers is besloten de afdeling te sluiten. Vervolgens zei klager tegen een medewerker dat de medewerker wel breed mag zijn, maar dat er gewoon dingen zijn die door hem heen gaan. Toen hier door de medewerker om duidelijkheid werd gevraagd aan klager, reageerde klager met de woorden dat de medewerker niet onverslaanbaar is en nogmaals dat er dingen door hem heen gaan. Aan klager is een straf opgelegd omdat hij zich niet heeft gehouden aan zijn cellulaire straf, het verstoren van de orde, rust en veiligheid op de afdeling en het bedreigen van het personeel.

De beroepscommissie overweegt dat de directeur de door klager gedane uitingen in redelijkheid heeft kunnen opvatten als bedreigend. Op grond van de landelijke sanctiekaart 2019 kan bij bedreiging een straf van maximaal veertien dagen strafcel worden opgelegd. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 10 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R.H. Koning en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven