Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1957/GM, 31 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1957/GM

betreft: [klager] datum: 31 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 augustus 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 3 december 2004 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Utrecht heeft op 24 november 2004 schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 mei 2004, betreft het niet bij binnenkomst in de p.i. Utrecht dagelijks verstrekken van Aspirine.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Als gevolg van een longembolie enkele jaren geleden slikt zij dagelijks Aspirine om haar bloed dun te houden. Bij binnenkomst in de p.i. Utrecht was dit gegeven bekend, maar werdhaar geen Aspirine verstrekt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Het is juist dat klaagster pas enkele dagen na binnenkomst Aspirine 500 mg verstrekt heeft gekregen. Nadien heeft ze dit dagelijks gekregen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat het vanaf het moment van binnenkomst van klaagster bekend was, dan wel had moeten zijn dat zij dagelijks Aspirine 500 gebruikte teneinde haar bloed dun te houden. In eendergelijke situatie dient een gedetineerde vanaf de dag van binnenkomst de eerder voorgeschreven medicatie verstrekt te krijgen. Vast staat dat dit in het geval van klaagster niet is gebeurd, maar dat zij pas enkele dagen later deAspirine 500 mg dagelijks verstrekt kreeg,
Hetgeen overigens door klaagster in haar beroep naar voren is gebracht valt buiten de reikwijdte van dit beroep.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts, namelijk het van meet af aan zonder deugdelijke grond niet verstrekken van de Aspirine 500 mg, kanworden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Klaagster zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klaagster ten laste van de p.i. Utrecht toekomende tegemoetkoming op € 10,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 decemer2004

secretaris voorzitter

Naar boven