Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2260/GM, 31 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2260/GM

betreft: [klager] datum: 31 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Limburg-Zuid, locatie De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 september 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Limburg-Zuid heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 mei 2004, betreft het niet adequaat handelen door de inrichtingsarts ten aanzien van onder meer pijn op de borst.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Sedert één jaar heeft klager enorme pijn op o.a. zijn borst. Een rib steekt dan weer naar buiten, dan weer naar binnen. Rondom de achterzijde van deze rib heeft klager heel veel pijn. De pijn neemt toe, niet af. Met deze klachtenis klager na lang aandringen bij de inrichtingsarts doorverwezen naar het plaatselijke ziekenhuis, alwaar men hem heeft onderzocht, en foto’s heeft gemaakt. Op de foto’s was inderdaad te zien dat een rib totaal verkeerd staat. Deuitslag van dit onderzoek resulteerde echter niet in een behandeling. De reactie van de inrichtingsarts hierop was uitsluitend dat hij klager niet kon helpen. Hij vertelde klager het lichaam niet te belasten. Klager is doorverwezennaar de fysiotherapeut. Deze adviseerde lichte fitness, welk advies klager gelet op de mededeling van de arts dit nu juist niet te doen, niet heeft opgevolgd. Als pijnbestrijding werd geadviseerd paracetamol te nemen. Vanwegenierklachten heeft klager dit niet meer genomen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Op 2 juli 2003 klaagt klager voor het eerst over pijn op de borst, op de overgang van het amubrium sterni naar het corpus sterni. Hij wil graag medicatie in crèmevorm. Geadviseerd wordt te stoppen met de forse fitness voor zijnbovenbouw. Op 23 juli 2003 krijgt klager movicox voorgeschreven vanwege het borstpijnbeeld. Op 13 augustus 2003 klaagt hij over zijn borst(been)pijn. Diezelfde dag wordt de fysiotherapeut om een second opinion gevraagd. Dezeconstateert een blokkade op het niveau manubrium sterni en start manipulerende therapie. Voorts adviseert hij voortzetting pijnstilling
Op 2 augustus 2003 wordt een afspraak gemaakt voor een röntgenfoto van het sternum op 24 september 2003. Op de foto zijn geen afwijkingen te zien. Klager blijft aangeven dat hij pijn aan zijn borstbeen heeft. Op 12 november 2003constateert de fysiotherapeut voor het eerst een (sub)luxatie van de derde rib rechts naar ventraal. Manipulatie geeft geen baat.
Op 12 november 2003 besluit de inrichtingsarts met de chirurg te overleggen en op 3 december 2003 wordt klager naar de chirurg verwezen. Deze besluit tot een uitbreiding van het onderzoek en laat een skeletscan maken op 18 december2003. Ook deze laat geen afwijkingen lokaal zien. De chirurg doet verder geen onderzoek meer.
Klager krijgt nogmaals fysiotherapie en diverse pijnstillers.
De fysiotherapeut concludeert op 04 juni 2004 dat ook hij geen verder soelaas kan bieden, de pijn zou w eer wat verergerd zijn. Hij besluit tot een manipulatie één maal per maand tot december 2004.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klager zeer regelmatig in verband met zijn pijnklachten door de arts is gezien. Voorts is voldoende gebleken dat de arts de klachten van klager serieus heeft genomen en ineen vroeg stadium heeft onderkend dat er iets aan de hand zou kunnen zijn. Klager is meermalen verwezen naar andere disciplines, er zijn foto’s gemaakt en klager is verwezen naar de specialist. Ondanks al deze inspanningen en devaststelling dat er sprake is van subluxatie van de rib, blijkt dit een aandoening waar niets aan gedaan kan worden. Desalniettemin heeft klager thans nog steeds fysiotherapie, wat hem, naar zijn zeggen, een beetje helpt. Ookoverweegt de inrichtingsarts klager nogmaals aan te bieden voor beoordeling en eventuele behandeling door een andere specialist. Hoe vervelend het voor klager ook is dat er aan de pijnklachten niets gedaan kan worden, is deberoepscommissie, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 december2004

secretaris voorzitter

Naar boven