Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2468/GM, 31 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2468/GM

betreft: [klager] datum: 31 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, juridisch medewerker bij hetBureau Rechtshulp Utrecht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 oktober 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Utrecht is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 september 2004, betreft onvoldoende medische zorg die hem onder meer met betrekking tot de vernauwing van zijn slagaderen, geboden wordt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft last van suikerziekte, maagklachten, hoge bloeddruk, vernauwing van zijn slagaderen, hij loopt slecht, heeft ademhalingsmoeilijkheden als gevolg van een virusinfectie op de luchtwegen. Hij krijgt medicatie, maar zijnbloeddruk is sinds 2 augustus 2004 niet meer opgenomen. Met betrekking tot de vernauwing van de slagaderen wordt vermeld dat voor de zomer al bekend was wat er aan de hand was, klager had zgn. etalagebenen, maar dat er niets aangedaan kon worden. Na de vakantie is klager bij een specialist geweest. De aandoening bleek ernstig en klager diende geopereerd te worden. Klager heeft verzocht meer aandacht aan zijn pijnklachten te schenken, hetgeen onvoldoende isgebeurd. Ook wordt er sinds medio oktober 2004 niet meer door de Medische Dienst gereageerd op klagers verzoekbriefjes.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Bij binnenkomst was klager bekend met zijn suikerziekte, maar hij had geen medicatie hiervoor. Gezien de aanhoudende hoge suikerwaarden in het bloed is gestart met suikerverlagende medicatie. Tintelingen aan zijn vingers en tenen ismogelijk het gevolg van de suikerziekte.
Eveneens was klager bekend met hoge bloeddruk. Omdat er tijdens de detentie geen verbetering optrad, is gestart met bloeddrukverlagende medicatie.
Voor zijn maagklachten gebruikte klager al medicatie. Tijdens de detentie namen de klachten toe en moest er een sterker middel worden voorgeschreven. Dit had een goed effect.
De pijnklachten aan zijn benen waren suggestief voor vernauwing van de slagaderen aan de benen. Klager is voor verder onderzoek verwezen naar de vaatchirurg.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager met regelmaat is gecontroleerd door de Medische Dienst op de door hem genoemde en hiervoor vermelde klachten. Als gevolg van deaanhoudende pijnklachten aan zijn been is hij voor nader onderzoek doorverwezen naar de vaatchirurg.
De tinteling die hij nog steeds voelt in vingers en voeten kan zeer wel het gevolg zijn van de diabetes waar hij al langere tijd aan lijdt.
De bloeddruk is regelmatig opgemeten en hem is daarvoor bloeddrukverlagende medicatie voorgeschreven.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Ten aanzien vanhetgeen klager overigens nog heeft aangevoerd met betrekking tot het feit dat er in de zomermaanden niet adequaat op zijn pijnklachten is gereageerd door de Medische Dienst, alsook dat er niet zou zijn gereageerd op zijnverzoekbriefjes voor een bezoek aan de Medische Dienst overweegt de beroepscommissie dat deze stellingen door en namens klager onvoldoende zijn geconcretiseerd en overigens niet met nadere stukken zijn onderbouwd. Het beroep zalderhalve in haar geheel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 december2004

secretaris voorzitter

Naar boven