Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2795/GV, 28 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2795/GV

betreft: [klager] datum: 28 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 november 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met het negatieve advies van de inrichting. Hij kreeg de rapporten, omdat hij niet goed kon opschieten met het personeel. Het laatste rapport dateert van 12 juli 2004, derhalve alweer vier maanden geleden.Alle zeven rapporten kreeg klager op afdeling B. Nu hij op afdeling D verblijft gaat het goed. Klager ontkent zich agressief tegenover het personeel te hebben gedragen. Hij heeft niet lang meer te gaan en komt dus gewoon terug vanverlof. Klager verblijft inmiddels al langer dan een jaar binnen en heeft het verlof dik verdiend.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting heeft negatief geadviseerd op de verlofaanvraag. Gelet op het gedrag van klager bestaat er vrees dat hij niet terug zal keren. Hij is zevenmaal tegen een rapport aangelopen. Op 12 juli 2004 kreeg klager het laatsterapport, omdat hij zich zeer agressief opstelde ten opzichte van het personeel. De politie van de regio Gelderland Midden heeft negatief geadviseerd op de verlofaanvraag, omdat klagers moeder in maart 2003 heeft aangegeven klagerniet meer in huis te willen hebben en de politie nadien geen andere informatie meer heeft ontvangen. De reclassering te Arnhem adviseert positief op de verlofaanvraag. In het advies staat dat het gedrag van klager voorafgaand aan dedetentie kan worden verklaard uit het feit dat hij het niet eens is met de levenswijze van zijn vader. Klagers moeder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben als klager het verlof bij haar doorbrengt. Ondanks klagers jeugdigeleeftijd, hij is 20 jaar, komt hij sinds 1999 al met politie en justitie in aanraking. Klager heeft in het jaar detentie laten zien weinig contact te maken met medegedetineerden. Hij heeft erg veel moeite met het uitvoeren vanopdrachten. Hij bepaalt zelf wat hij doen en laat zich nauwelijks door het personeel aanspreken. Hij heeft voor behoorlijk wat problemen en onrust gezorgd, waardoor een interne overplaatsing heeft plaatsgevonden. Hij houdt anderenvan het werk en presteert zelf ook onder de maat op de arbeid. Klager werkt sinds kort op de spakerij en dat lijkt goed te gaan. Hij heeft duidelijkheid en structuur nodig. Als klager zijn gedrag ten goede keert, kan hij met verlof.Voor deze eerste verlofaanvraag is echter aan het advies van de inrichting doorslaggevende betekenis toegekend.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens diefstal, diefstal in vereniging en diefstal met geweld. Aansluitend dient hij een maand gevangenisstraf te ondergaan die hem eerder voorwaardelijk was opgelegd.De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 oktober 2005. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 3 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager de delicten waarvoor hij thans is veroordeeld heeft gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling. Daarnaast heeft klager binnen een jaar detentie, voor het laatst op 12 juli 2004,zevenmaal een rapport gekregen, hetgeen voor de inrichting mede aanleiding is geweest om negatief te adviseren op de verlofaanvraag.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de reclassering, een afwijzing van klagers verlofaanvraagrechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van deRegeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 28 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven