Nummer: 04/2611/GB
Betreft: [klager] datum: 23 december 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 oktober 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) te Haarlem afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 17 mei 2004 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. te Rotterdam.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. te Haarlem als volgt toegelicht.
Klager krijgt geen bezoek, hij kan zijn kinderen niet zien. Het reizen kost veel geld. Het is erg moeilijk voor zijn familie. Klager heeft al contact met de psycholoog, omdat hij zich niet goed voelt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is ingesloten voor het parket Den Haag en dient derhalve in een h.v.b. in dat arrondissement geplaatst te worden. Nadat hij is afgestraft kan er eventueel met klagers voorkeur rekening worden gehouden.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. Voor zover moet worden aangenomen dat klager psychische problemen heeft, wordt overwogen dat hij dezenog op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd, noch met bescheiden heeft onderbouwd.
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 december 2004
secretaris voorzitter