Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2847/GV, 20 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2847/GV

betreft: [klager] datum: 20 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klagers gedrag binnen de inrichting is altijd goed geweest. Toen hij op 25 september 2003 van het huis van bewaring te Vught werd overgeplaatst naar de beperkt beveiligde inrichtingVeenhuizen, locatie Bankenbosch, is er logistiek van alles misgegaan, waardoor klager te laat aankwam bij de locatie Bankenbosch, hem te kennen werd gegeven dat hij daar niet meer welkom was en hij op straat belandde. Op 28september 2004 is hij weer opgepakt. Klager heeft inmiddels een vriendin die een regeling heeft met het C.J.I.B. om zijn boete af te lossen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers detentie is aangevangen op 7 juli 2003. Op 27 augustus 2003 is hij geselecteerd voor de beperkt beveiligde inrichting Veenhuizen, locatie Bankenbosch, alwaar hij zich op 25 september 2003 kon melden. Klager is hier echternooit aangekomen. Eerst nadat hij zich een jaar aan zijn detentie heeft onttrokken, werd hij op 28 september 2004 aangehouden. Gelet hierop is er geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

De politie regio Utrecht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening, mits klager zich gedurende zijn verlof twee maal meldt op het politiebureau.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van twee maanden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 maart 2005.Aansluitend dient hij eventueel in totaal 114 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich op 25 september 2003 heeft onttrokken aan zijn detentie door zich niet te melden bij de locatie Bankenbosch. Dat het niet aan hem te wijten zou zijn komt de beroepscommissieonaannemelijk voor. Eerst op 28 september 2004 is klager weer ingesloten voor het ondergaan van het resterende deel van de aan hem opgelegde gevangenisstraffen. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid eenzodanige contra-indicatie vormt voor verlofverlening dat deze, ondanks het positieve advies van de politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de weten kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van24 december 1998, nr. 733726/98/DJI),evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven