nummer: 04/2305/TA
betreft: [klager] datum: 16 december 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een uitspraak van 31 augustus 2004 van de beklagcommissie bij het centrum voor forensische psychiatrische behandeling Oldenkotte te Rekken, verder te noemen Oldenkotte of de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klaagster, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], psychotherapeut. Hiervan is hetaangehechte verslag opgemaakt.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de bejegening van klaagster;
b. het verplaatsen van de inhoud van klaagsters boekenkast;
c. het verplaatsen van klaagsters wasgoed/kleding;
d. het meenemen van een tas met klaagsters papieren.
De beklagcommissie heeft met betrekking tot onderdeel a. klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag en met betrekking tot onderdeel b. tot en met d. het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechteuitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Klaagster heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Er is inbreuk gemaakt op het recht op privacy, als vermeld in artikel 8 EVRM. Als er iets is dan dient dat besproken te worden met de sociotherapie.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Klaagsters boekenkast was geverfd en de inhoud van de boekenkast was tijdelijk in twee kratjes gedaan en in de hobbykamer geplaatst. Er was geen sprake van opslag.
Met betrekking tot onderdeel c.:
Klaagsters wasgoed lag in de patiëntenkamer, de enige kamer waar een warme kraan is, klaar om opgehangen te worden.
Met betrekking tot onderdeel d.:
Klaagster zat achter de computer en had het tasje met papieren even onder de tafel geschoven. Toen zij terugkwam van het koffiedrinken, zag zij ineens de operationeel manager langs lopen met het tasje in zijn handen.
Klaagster is nadat het derde incident had plaatsgevonden naar de maandcommissaris gegaan met het verzoek om te bemiddelen en die heeft er een klacht van gemaakt. De orde en de veiligheid waren niet in het geding. Klaagster verzoektom de klachtenregeling van de Geestelijke Gezondheidszorg toe te passen.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is vaker tegen klaagster en anderen gezegd dat de opslag van eigendommen beneden dient plaats te vinden. Zij had haar spullen in de openbare ruimte gezet. Klaagster bergt haar spullen niet zorgvuldig op. De operationeel managerhad niet de indruk dat klaagster met de papieren bezig was en even weg was. Het tasje is aangetroffen in een zwart kratje. In het tasje zaten stukken van de patiëntenraad. De afspraak was dat ze die zou retourneren aan depatiëntenraad. De stukken waren niet actueel. Klaagster wordt niet anders behandeld dan anderen. Ze heeft bij herhaling geen gevolg gegeven aan directieven van personeel. Haar is een aantal keren gevraagd om haar spullen niet daarte zetten. De aangetroffen papieren zijn meegenomen naar de stafkamer.
3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst klaagsters verzoek om toepassing van de klachtenregeling van de Geestelijke Gezondheidszorg af. Voor zover bedoeld mocht zijn de Wet Bopz, bepaalt deze in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h. dat dezewet niet van toepassing is in een particuliere tbs-inrichting.
Met betrekking tot onderdeel a.:
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Overigens is uit de stukken en het ter zitting door klaagster en namens het hoofd van de inrichtinggestelde niet gebleken dat sprake zou zijn van schending van artikel 8 EVRM dan wel van schending van enig ander wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag.
Met betrekking tot onderdeel b., c. en d.:
Uit artikel 44, derde lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting kan bepalen dat een verpleegde een haar toebehorend voorwerp niet in de persoonlijke verblijfsruimte mag plaatsen of bij zich mag hebben, indien dit noodzakelijkis met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen en/of de handhaving van de orde enveiligheid in de inrichting, dan wel voor zover zich dit niet verdraagt met de aansprakelijkheid van het hoofd van de inrichting voor de voorwerpen.
Niet aannemelijk is geworden dat het noodzakelijk was om de inhoud van klaagsters boekenkast, die zij in verband met het verven ervan tijdelijk in de hobbykamer had geplaatst, meer permanent op te slaan in de voor dat doel bestemdeopslagruimte. Het beroep zal met betrekking tot onderdeel b. gegrond worden verklaard en het beklag alsnog gegrond worden verklaard.
Met betrekking tot onderdeel c.:
Nu klaagster ter zitting van de beklagcommissie een andersluidende verklaring heeft afgelegd dan ter zitting van de beroepscommissie, is de juistheid van het door klaagster gestelde niet aannemelijk geworden. Dit onderdeel van hetberoep zal ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot onderdeel d.:
Niet is gebleken dat de aangetroffen papieren in het plastic tasje verplaatst c.q. verwijderd dienden te worden in verband met een in artikel 44, tweede lid onder a. en of b. vermeld belang. Het beroep zal met betrekking tot ditonderdeel gegrond worden verklaard en het beklag alsnog gegrond worden verklaard.
Hoewel de beroepscommissie voor wat betreft de onderdelen b. en d. het beroep gegrond zal verklaren en het beklag alsnog gegrond zal verklaren, acht zij het door klaagster geleden ongemak niet dusdanig dat terzake een tegemoetkomingdient te worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel a. en onderdeel c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel b. en onderdeel d. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 december 2004
secretaris voorzitter
nummer: 04/2305/TA
betreft : [...], verder klaagster te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 15 november 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.
Gehoord zijn klaagster en namens het hoofd van Oldenkotte dhr. [...], psychotherapeut.
Door klaagster is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Er is inbreuk gemaakt op het recht op privacy, als vermeld in artikel 8 EVRM. Als er iets is dan dient dat besproken te worden met de sociotherapie.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Klaagsters boekenkast was geverfd en de inhoud van de boekenkast was tijdelijk in twee kratjes gedaan en in de hobbykamer geplaatst. Er was geen sprake van opslag.
Met betrekking tot onderdeel c.:
Klaagsters wasgoed lag in de patiëntenkamer, de enige kamer waar een warme kraan is, klaar om opgehangen te worden.
Met betrekking tot onderdeel d.:
Klaagster zat achter de computer en had het tasje met papieren even onder de tafel geschoven. Toen zij terugkwam van het koffiedrinken, zag zij ineens de operationeel manager langs lopen met het tasje in zijn handen.
Klaagster is nadat het derde incident had plaatsgevonden naar de maandcommissaris gegaan met het verzoek om te bemiddelen en die heeft er een klacht van gemaakt. De orde en de veiligheid waren niet in het geding. Klaagster verzoektom de klachtenregeling van de Geestelijke Gezondheidszorg toe te passen.
Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Het is vaker tegen klaagster en anderen gezegd dat de opslag van eigendommen beneden dient plaats te vinden. Zij had haar spullen in de openbare ruimte gezet. Klaagster bergt haar spullen niet zorgvuldig op. De operationeel managerhad niet de indruk dat klaagster met de papieren bezig was en even weg was. Het tasje is aangetroffen in een zwart kratje. In het tasje zaten stukken van de patiëntenraad. De afspraak was dat ze die zou retourneren aan depatiëntenraad. De stukken waren niet actueel. Klaagster wordt niet anders behandeld dan anderen. Ze heeft bij herhaling geen gevolg gegeven aan directieven van personeel. Haar is een aantal keren gevraagd om haar spullen niet daarte zetten. De aangetroffen papieren zijn meegenomen naar de stafkamer.
secretaris voorzitter