Nummer: 04/2491/GB
Betreft: [klager] datum: 8 december 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 oktober 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een gevangenis afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 2 juli 2002 gedetineerd. Hij is preventief gehecht en verblijft sedert 12 december 2003 in het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen, omdat er nog geen einddatum voor klager zou zijn. Klager is het hier niet mee eens, want er staat voor hem al een straf open van 450 dagen. Zijn voorstel is om vast aan deze straf te beginnen en zijn hogerberoep af te wachten in een gevangenis. Dan kan klager naar het onderwijs en zich door middel van studie voorbereiden op zijn toekomst en een normaal contact met zijn gezin. Klager wil nooit meer met justitie in aanraking komen enwil daar nu al aan beginnen te werken. Dit valt echter niet mee, omdat sinds 4 oktober j.l. een zogenaamd sober regime geldt. Dit betekent dat er geen onderwijs meer is en er viermaal acht minuten per week mag worden gebeld. Klagervoegt een kopie van het Staatsblad bij waarin staat dat toegewerkt moet worden naar een zogenaamde progressieve regimesopbouw. Daar merkt hij echter niets van. Klager meent rechten aan de inhoud van het Staatsblad te kunnenontlenen. In het h.v.b. Vught heeft hij dezelfde rechten en plichten als iemand die net binnenkomt. Klager zit al ruim 27 maanden in een h.v.b.. Indien hij niet in een gevangenis geplaatst kan worden, wil hij naar een h.v.b. waartoegewerkt wordt naar een progressieve regimesopbouw.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verzocht om plaatsing in een gevangenis. Daar hij nog in hoger beroep is, is plaatsing in een gevangenis niet mogelijk en is zijn verzoek afgewezen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 9, tweede lid onder b, Pbw kunnen in huizen van bewaring worden opgenomen personen ten aanzien van wie een bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven.
Artikel 10, eerste lid, Pbw bepaalt dat gevangenissen zijn bestemd voor de opneming van personen die tot vrijheidsstraf zijn veroordeeld.
4.2. De beroepscommissie merkt op dat het verzoek van klager om te worden overgeplaatst naar een h.v.b. waar toegewerkt wordt naar een progressieve regimesopbouw indien hij niet in een gevangenis geplaatst kan worden, buiten debeoordeling van de beroepscommissie valt, nu hij dat verzoek eerst in beroep heeft gedaan.
4.3. De beroepscommissie stelt vast dat klager in eerste aanleg door de rechtbank Den Bosch is veroordeeld tot een gevangenisstraf en dat hij tegen die uitspraak hoger beroep heeft ingesteld. In afwachting van de uitspraak in hogerberoep is zijn gevangenhouding verlengd en is hij derhalve preventief gehecht. Klager is in een andere strafzaak reeds onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Deze gevangenisstraf zal aansluitend aan een(eventuele) onherroepelijke gevangenisstraf in de huidige strafzaak worden tenuitvoergelegd. Gelet hierop behoort klager tot de categorie personen voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. De afwijzende beslissingvan de selectiefunctionaris is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 8 december 2004
secretaris voorzitter