Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2538/GB, 7 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2538/GB

Betreft: [klager] datum: 7 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 oktober 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de beslissing tot plaatsing in de gevangenis Zutphen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 mei 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Veenhuizen. Op 15 november 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Zutphen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager prefereert plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Voorgesteld was om klager te plaatsen in een b.b.i.. Hij komt daarvoor niet in aanmerking, omdat hij enkel veroordeeld is voor Terwee en Lex Mulder zaken. Om te voorkomen dat mensen, die alleen voor Terwee en/of Lex Mulder zakengedetineerd zijn, voor langere duur in een h.v.b. moeten verblijven, wordt plaatsing in een gesloten setting wel geaccordeerd. Plaatsing in een meer open setting krijgt geen akkoord, omdat de druk om tot betaling over te gaandaarmee ondermijnd wordt.

4. De beoordeling
4.1. Klager is op grond van artikel 36f ex artikel 24c van het Wetboek van Strafrecht hechtenis en op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften gijzeling opgelegd, omdat hij geen gevolg heeftgegeven aan de verplichting tot betaling van schade en betaling van administratiefrechtelijke sancties. In beginsel wordt, gelet op artikel 9 Pbw, hechtenis en gijzeling ondergaan in een huis van bewaring. In verband met de duur vande hechtenis en gijzeling, gelet op artikel 10, tweede lid, Pbw, heeft de selectiefunctionaris beslist om klager te plaatsen in een gevangenis, met een regime van algehele gemeenschap en niet in een b.b.i., omdat klager anders geenof minder druk meer zou ondervinden om nog tot betaling over te gaan. Daarbij komt dat klagers einddatum niet vaststaat nu hij in beginsel door betaling zijn detentieduur zou kunnen bekorten en derhalve er niet wordt voldaan aan deeisen als gesteld in artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden d.d. 15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI voor plaatsing in een b.b.i..

4.2. Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven