Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2678/GV, 6 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2678/GV

betreft: [klager] datum: 6 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 oktober 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), welke op 9 november 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De verlofaanvraag is zonder gegronde reden afgewezen. Voordat klager naar Lelystadwerd overgeplaatst, is hij meerdere keren met verlof geweest en altijd keurig en op tijd teruggekomen. Klager begrijpt niet waarom zijn verlofaanvraag is afgewezen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is eerder vanuit een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) teruggeplaatst naar het huis van bewaring (h.v.b.) Almere Binnen in verband met het in bezithebben van een mobiele telefoon, een geldbedrag en medicijnen, die hem niet door de medische dienst van de inrichting zijn verstrekt. Hiermee heeft hij gehandeld in strijd met de gemaakte afspraken en genoot hij niet langer hetvertrouwen om zijn verblijf in een b.b.i. te continueren. Inmiddels is hij vanuit het h.v.b. Almere geplaatst in een normaal beveiligde inrichting te Lelystad. Hij krijgt daar de kans om te laten zien dat hij geleerd heeft van zijnfout en dat hij wel te vertrouwen is. Dat klager verlof heeft gehad in het kader van zijn verblijf in de b.b.i. is correct, maar hij heeft echter kennelijk van die gelegenheid gebruik gemaakt om zaken in te voeren en op cel tehebben die niet zijn toegestaan. Hiermee heeft hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Overigens houdt deze afwijzing niet in dat klager in de toekomst niet meer voor verlof in aanmerking komt. Hij heeft in de nogtwaalf resterende maanden voldoende tijd om een aantal keren verlof aan te vragen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 november 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is recent in verband met het in zijn bezit hebben van een mobiele telefoon, een geldbedrag en medicijnen, die hem niet voorgeschreven waren door de medische dienst van de inrichting, teruggeplaatst vanuit een b.b.i. naar eenh.v.b. en vervolgens geplaatst in een gesloten gevangenis met een normaal beveiligingsniveau. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze eenafwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld inartikel 4 onder d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven