Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2536/GV, 6 december 2004, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2536/GV

betreft: [...] datum: 6 december 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 oktober 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), welke op 19 oktober 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.M. Maanicus om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij niet nader toegelicht.
Ook klagers raadsman mr. R.M. Maanicus heeft het beroep niet nader toegelicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit informatie van de politie is gebleken dat er momenteel tegen klager nog een zaak loopt. Klagers ex-vriendin wordt nog steeds door hem lastig gevallen en mogelijk bedreigd. Dit roept veel gevoelens van angst bij de ex-vriendin open zij heeft dan ook aangifte gedaan tegen klager. Nu het strafrechtelijk onderzoek nog loopt, wordt aan klager geen verlof toegekend. Klager is eerder voor geweldsdelicten veroordeeld en in het verleden is hij ook veroordeeld inverband met strafbare feiten gepleegd met betrekking tot zijn ex-vriendin. Indien duidelijk is dat het niet tot een nieuwe vervolging komt, bestaat bereidheid om klagers verzoek opnieuw te beoordelen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Utrecht heeft op 12 oktober 2004 negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie regio Utrecht heeft gesteld dat door klagers ex-vriendin op 8 september 2004 aangifte is gedaan voor wat betreft stalking. Klager is eerder veroordeeld voor strafbare feiten gepleegd tegen zijn ex-vriendin. De aangifte isnog in onderzoek. Het toestaan van verlof zal veel angst opleveren bij zijn ex-vriendin en niet uit te sluiten valt dat hij tijdens zijn verlof op welke wijze dan ook weer contact met haar zal opnemen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en afpersing. Aansluitend dient hij drie maanden gevangenisstraf te ondergaan, in verbandmet de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 juni 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken volgt dat momenteel onderzoek wordt gedaan in verband met een eventuele nieuwe strafzaak tegen klager gepleegd jegens zijn ex-vriendin. Klager is eerder veroordeeld terzake van soortgelijke strafbare feiten.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en g. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 december 2004

secretaris voorzitter

Naar boven