Nummer: 04/2481/GB
Betreft: [klager] datum: 30 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 oktober 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 28 april 2001 gedetineerd. Hij verblijft sedert 18 september 2003 in de gevangenis-unit van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zestien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 14 november 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 december 2011.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
In Norgerhaven zitten genoeg gedetineerden met lange straffen die ook voorkomen op de lijst van vluchtgevaarlijke gedetineerden, dus waarom mag klager dan niet ? Klager is veranderd, zijn gedrag is enorm verbeterd sinds zijn vorigeverzoek om overplaatsing. De inrichting heeft een positief advies gegeven en de advocaat-generaal bij het gerechtshof Den Bosch heeft ook geen bezwaar. Klager wil naar een gevangenis met een beter beleid dan in Dordrecht.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Door klager zijn geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die het noodzakelijk maken hem naar de gevangenis Veenhuizen over te plaatsen. Het klopt dat in de gevangenis Veenhuizen gedetineerden verblijven met een (zeer) langstrafrestant. Gezien echter het beveiligingsniveau van die inrichting, worden daar geen gedetineerden geplaatst met een verhoogd vluchtrisico. De gevangenis Veenhuizen is technisch gezien minder goed beveiligd dan bijvoorbeeld degevangenis te Dordrecht. Ook de grootschaligheid van de inrichting, gedetineerden functioneren in grote groepen, maakt plaatsing van gedetineerden met een verhoogd vluchtrisico in de gevangenis Veenhuizen ongewenst. Het personeelheeft minder zicht op ‘illegale’ activiteiten, bijvoorbeeld gericht op het voorbereiden van een ontvluchting. Klager staat nog steeds op de lijst van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden. De selectiefunctionaris heeft kennisgenomen van het positieve advies van de inrichting. Het is goed te zien dat klager steeds beter gaat functioneren. Dit is echter ondergeschikt aan het verhoogde vluchtrisico dat nog steeds bestaat. Ook van het feit dat het openbaarministerie geen bezwaar heeft tegen de gevraagde overplaatsing is kennis genomen. Dit betreft een advies vanuit het oogpunt van de strafzaak. Voor de afweging of een overplaatsing penitentiair gezien verantwoord is, is deselectiefunctionaris verantwoordelijk.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft in zijn verzoek om overplaatsing aangegeven een opleiding sport te willen volgen. Bovendien is volgens hem het beleid in Norgerhaven beter ingesteld op langgestraften. De beroepscommissie overweegt dat klagersstrafrestant zeven jaar bedraagt. Hij komt nog steeds voor op de lijst van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden. Een plaatsing van gedetineerden met een verhoogd vluchtrisico is in de gevangenis Veenhuizen ongewenst. Bovendienkomt uit de motivering van de afwijzende beslissing van 11 oktober 2004 naar voren dat het in de gevangenis Veenhuizen beleid is dat gedetineerden, bij gebleken geschiktheid, eerst in de laatste fase van de gevangenisstraf inaanmerking komen voor het volgen van een opleiding. Gelet hierop is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt hierbij op goede notie te hebben genomen van klagers positieve gedragswijziging in de inrichting. Dit gegeven kan echter niet tot eenander oordeel leiden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 30 november 2004
secretaris voorzitter