nummer: 04/2691/GV
betreft: [klager] datum: 30 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 november 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager had nog geen verzoek om strafonderbreking ingediend, hij beoogde enkel informatie te krijgen om een in te dienen verzoek kansrijk te maken. Hij wil dan strafonderbreking om voor zijn kinderen te zorgen gedurende de periodedat de moeder van zijn ex-partner in het ziekenhuis ligt en de ex-partner de zorg voor haar hulpbehoevende vader op zich neemt.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer van klager die tot verlening van strafonderbreking zou moeten leiden. Daarbij is door klager geen enkele medische verklaring overgelegd waaruit blijkt datde moeder de bedoelde ingreep moet ondergaan en de vader de gestelde zorg nodig heeft.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens deelneming aan een verboden organisatie en overtreding van de opiumwet. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis taakstraf van 41 dagen te ondergaan.
Allereerst wordt opgemerkt dat de medewerker van het BSD het verzoek om strafonderbreking van klager als zodanig heeft kunnen en mogen opvatten en dit derhalve terecht ter verdere behandeling aan de Minister heeft doorgezonden.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in depersoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling staan de situaties beschreven waarbij strafonderbreking verleend kan worden. Het door klager beoogdedoel, de zorg voor zijn kinderen tijdelijk op zich te nemen, teneinde zijn ex-partner in de gelegenheid te stellen haar zieke vader te verzorgen, is in voormelde artikelen niet als mogelijke reden voor het verlenen vanstrafonderbreking vermeld en valt ook niet binnen de strekking van dit artikel. Evenmin biedt de Regeling de mogelijkheid om met gebruikmaking van een andere vorm van verlof aan klagers wens tegemoet te komen. Derhalve is debeslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 30 november 2004
secretaris voorzitter