Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1959/JB, 25 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/1959/JB

Betreft: [klager] datum: 25 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouw mr.M.S. de Groene, namens

[...], geboren op [1985], verder te noemen klager,

en van een beroepschrift van zijn moeder mevrouw [...],

gericht tegen een beslissing van 10 augustus 2004 van de selectiefunctionaris, inhoudende de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift tegen de beslissing om klager te plaatsen in de Rijksinrichting voor Jongens Den Engh (hierna:Den Engh) te Den Dolder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 september 2004, gehouden in Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord klager en de selectiefunctionaris, mevrouw [...], bijgestaan door mevrouw mr. drs. [...], juridisch medewerker bij hetMinisterie van Justitie. Mevrouw [juridisch medewerker] heeft pleitnotities overgelegd. Deze worden aan de uitspraak gehecht en als ingevoegd beschouwd.

De raadsvrouw heeft bij faxbericht van 27 september 2004 bericht niet ter zitting te kunnen verschijnen.
Klagers moeder, mevrouw [...], is behoorlijk opgeroepen doch niet ter zitting verschenen.

Bij brief van 29 september 2004 heeft de beroepscommissie bij de selectiefunctionaris nadere informatie gevraagd over de visie van de opvanginrichting betreffende een voor klager aangewezen behandelinrichting, alsmede over de visievan de behandelinrichting van verblijf met betrekking tot klagers veiligheid en behandeling in relatie met zijn medische situatie. De reacties van de behandelinrichting en de opvanginrichting dateren respectievelijk van 4 en 5oktober 2004. De selectiefunctionaris heeft bij brief van 12 oktober 2004 op de nadere informatie van beide inrichtingen gereageerd. Klager en zijn moeder hebben daarop niet gereageerd en de raadsvrouw heeft bij faxbericht van 18oktober 2004 bericht niet zullen reageren op de nadere informatie. Voorts heeft de beroepscommissie klager bij brief van 20 oktober 2004 gevraagd haar toestemming te geven om medische gegevens bij de klager tot voor kort behandelendneuroloog op te vragen ten behoeve van de beoordeling van het onderhavige beroep. Klager heeft daartoe toestemming gegeven. De neuroloog heeft bij brief van 3 november 2004 de gevraagde medische gegevens verstrekt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de behandelinrichting Den Engh te Den Dolder ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 augustus 2003 gedetineerd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 24 februari 2004 is klager een half jaar jeugddetentie en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen(pij-maatregel) opgelegd. De tenuitvoerlegging van deze maatregel is begonnen op 24 juni 2004 en zal vooralsnog duren tot 24 juni 2006.
Klager heeft verbleven in de normaal beveiligde opvanginrichting locatie De Veenpoort te Veenhuizen. Hij is geselecteerd voor de normaal beveiligde behandelinrichting Den Engh te Den Dolder. Op 7 september 2004 is hij geplaatst inlaatstgenoemde behandelinrichting.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Den Engh is geen goede instelling voor hem om zich te ontwikkelen. Het onderwijs wordt op een zeer laag niveau gegeven. Klager kan hier geen deelcertificaten houtbewerking halen. Er ontbreken er nog vier of vijf aan het erkendecertificaat, waarmee hij buiten aan het werk kan en wil. In Den Engh maakt hij alleen maar schoon. Klager moet veel sporten, maar heeft veel last van duizeligheid bij het rennen. Dat gelooft men echter niet. Hij is erg bang opnieuween ongeluk als in De Sprengen te krijgen. In de methodiek van Den Engh moet de groep alles verdienen. De andere jongens worden boos en dwingen hem mee te doen, als hij aan bepaalde dingen niet durft deel te nemen. Bij eenvechtpartij moet je de vechtenden uit elkaar trekken, maar dat durft klager niet uit angst voor een klap op zijn hoofd. Hij heeft veel hoofdpijn. Dat krijgt hij ook van inspanningen zoals opdrukken, wat de groep moet doen bij hetmaken van fouten. Klager heeft Tranxène en elf paracetamols per dag gebruikt. Hij gebruikt nu weinig medicijnen. De inrichting is op de hoogte van zijn medische problemen. Ook de inrichtingsarts is hard. Deze heeft hem slechtsverboden duikbewegingen bij het sporten te maken. Klagers frequente verzoeken tot consultatie van de arts en verstrekking van paracetamol worden om reden van aanstellerij altijd afgewezen. De inrichting heeft de afspraak van vandaagmet de neuroloog afgezegd wegens de afstand naar Leeuwarden. Er wordt nu een zoveelste neuroloog in de buurt van Den Engh gezocht. De afspraak op 14 oktober 2004 met de neurochirurg in Leeuwarden zal doorgaan. Diverse neurologenhebben klager gezegd niet te mogen sporten maar dat helaas niet op schrift gesteld. Desgevraagd zegt klager dat de druk op het ene oog is verminderd en dat het zeer beperkte zicht van zijn andere oog niet is verbeterd. Hij heeft eenleesbril van de oogarts gekregen, maar de inrichtingsarts zegt dat het een bril is voor ver zien, die hij de gehele dag moet dragen. Daarvan krijgt hij hoofdpijn. Ook ruiken en proeven kan hij niet meer. Sinds zijn verblijf in DenEngh trilt zijn linkerbeen meer en gaat hij er vaker doorheen.
Klagers voorkeur voor De Veenpoort is gebaseerd op de opleidingsmogelijkheden, de daar onder meer door coachgesprekken opgebouwde vertrouwensband, zijn veiligheid, het rekening houden met zijn fysieke beperkingen en het goedecontact dat ook zijn moeder met De Veenpoort had. Daar bezocht zij hem iedere week, maar in Den Engh kan dat om financiële redenen niet. Bovendien is er maar eenmaal in de drie weken bezoek. Het contact met zijn moeder is belangrijkvoor klager. Hij hoopt dan ook dat hij terug mag naar De Veenpoort. Het is zijn hartenwens de aldaar ingeslagen weg voort te zetten. De maatschappelijk werker van De Veenpoort heeft gezegd dat het goed voor hem zou om in DeVeenpoort te worden behandeld. Desgevraagd ziet hij als enig positief punt van verblijf in Den Engh de fysieke training. Klager heeft Den Engh toestemming gegeven om zijn medische gegevens op te vragen bij de behandelendspecialisten, nu de inrichting niet over alle informatie beschikt.

Namens klager is gesteld dat hij op medische gronden niet mag sporten, welke informatie kennelijk niet in de medische rapportage voorhanden is. Klagers moeder zal de door haar aan de specialist op schrift gevraagde indicatienazenden. Voorts meldt moeder dat klager onderwijs op MAVO-niveau volgt, hetgeen niet is te rijmen met een IQ van 76. Er is zowel ten tijde van het instellen van beroep als op 27 september 2004 een behandelplaats in De Veenpoortbeschikbaar. Zo klagers plaatsing in Den Engh op grond van zijn IQ geïndiceerd zou zijn, moet zijn verzet tegen die plaatsing en de inmiddels geruime duur ervan als serieuze contra-indicatie voor zijn behandeling in Den Engh wordenbeschouwd.

Klagers moeder heeft in beroep het volgende aangevoerd.
Als gevolg van de in 2003 opgelopen schedelbasisfractuur is klagers visuele vermogen met 70% en 10% gereduceerd. Zijn rechterbeen en -arm functioneren niet altijd even goed. Uit MRI-scans blijkt dat in zijn hoofd een cyste met eentoenemende hoeveelheid vocht zit. Als gevolg daarvan kan hij niet tegen drukte. In De Veenpoort is men in staat en bereid daarmee rekening te houden. Dankzij de juiste begeleiding heeft klager daar betrekkelijk veel diploma'shoutbewerking gehaald. Ten onrechte wordt bij de plaatsingsbeslissing vastgehouden aan de indicatie van een verstandelijke handicap. Klager voldoet, gelet op het in het verleden gevolgde MAVO-onderwijs, aan de norm voor plaatsing inDe Veenpoort. Dankzij de opvang in De Veenpoort is ook zijn sociale intelligentie toegenomen. Een goed persoonlijkheidsonderzoek is aangewezen, nu dat in 2003 niet grondig is geweest. Klagers zelfvertrouwen wordt door de bestredenplaatsing aangetast. Zijn zorgelijke gezondheidstoestand vereist ondersteuning van zijn moeder door middel van regelmatig bezoek, doch dat is financieel en wegens de geringe door Den Engh geboden gelegenheid onmogelijk.

Namens de selectiefunctionaris is de beslissing tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift als volgt toegelicht.
Niet onbegrijpelijk is dat klager na het ongeluk in 2003 bang is voor een nieuw ongeluk. Ten behoeve van de duidelijkheid voor klager en de groepsleiding lijkt het goed om met de medische dienst en de groepsleiding daarover tespreken. De door de raadsvrouw genoemde beschikbare plaatsen in De Veenpoort worden door andere jeugdigen ingenomen. Voor klager is bezien wat voor hem de beste bestemming is. Alle signalen neigen naar een bestemming voor lichtverstandelijk gehandicapten (LVG), welke bestemming goed onderwijs en diploma's niet uitsluit. Den Engh heeft een bijzondere methode: eerst de jeugdigen opvoeden, want daar is iets misgegaan, zodat zij zelf gemotiveerd de volgendefase ingaan. De bedoeling van behandeling is werken aan jezelf.
De rechter heeft geadviseerd tot plaatsing in Hoeve Boschoord. De wachttijd van twee jaar voor deze inrichting is niet in het belang van klager, zodat hij is aangemeld bij de LVG-groep van Rentray. Die inrichting heeft wegensverblijf van klagers broer aldaar verzocht klager elders te plaatsen. Geheel in de lijn van het rechterlijk advies is klager vervolgens aangemeld bij Den Engh, welke inrichting heeft bericht dat klager goed in de op 7 september 2004startende groep past. Er mag van worden uitgegaan dat Den Engh klagers medische gegevens, onder meer opgenomen in de pro justitia rapportage, daarbij heeft meegenomen. Nog gevraagd zou kunnen worden naar de bevindingen van eenneuroloog, waarbij tevens een aantal specifieke vragen kan worden gesteld.
Naar aanleiding van de vraag of klager, gelet op zijn prestaties, niet in De Veenpoort had kunnen blijven, wordt gewezen op het verschil tussen een opvang- en een behandelinrichting. In een opvanginrichting verblijven allejeugdigen, ongeacht hun intelligentieniveau. In een behandelinrichting wordt uitgegaan van een bepaald niveau. Daarbij komt dat klager de neiging heeft de lat te hoog te leggen voor zichzelf, uit welke goede eigenschap wel schadekan voortkomen. Klager beschikt over een relatief hoge verbale begaafdheid. Een rechterlijk advies wordt gevolgd tenzij. Er was in het geval van klager geen indicatie om van dat advies af te wijken.

De selectiefunctionaris heeft vóór de plaatsingsbeslissing intensief contact gehad met de maatschappelijk werker van De Veenpoort. Uit diens navraag bij de medische dienst blijkt dat er geen instructies betreffende sportbeoefeningdoor klager bestaan. In De Veenpoort bepaalde klager zelf zijn deelname aan sport. Bij binnenkomst in Den Engh heeft een medische keuring plaats. De selectiefunctionaris heeft contact gehad met Den Engh over klagers medischeproblematiek en naar aanleiding van klagers opmerking dat de inrichting daarmee geen rekening houdt, zegt zij toe zich opnieuw met de inrichting te zullen verstaan. In klagers groep verblijven jongens van 18 à 19 jaar van een ietshoger niveau.
Bij gelegenheid van klagers verzoekschrift betreffende plaatsing in de behandelafdeling van De Veenpoort heeft de selectiefunctionaris de opvanginrichting gevraagd klager opnieuw een IQ-test af te nemen, onder meer omdat klager opgrond van een onbetrouwbaar internettestje zijn IQ hoger inschat. Het verslag van de IQ-test van 30 juli 2004 en de mondelinge informatie van de opvanginrichting hebben gediend als advies van deze inrichting over klagers plaatsing.Ook de maatschappelijk werker van De Veenpoort is van oordeel dat een LVG-bestemming het meest geschikt voor klager is. In het kader van een ondertoezichtstelling heeft klager al eerder in een behandelinrichting voor normaalbegaafde jeugdigen verbleven, maar die behandeling moest beëindigd worden.

De beroepscommissie heeft aan de neuroloog die klager behandeld heeft, J.L. Engström van het Medisch Centrum Leeuwarden, de vraag voorgelegd of klagers gezondheids-toestand, de schedelfractuur uit 2003 in aanmerking genomen, eenmedische contra-indicatie vormt voor sport in het algemeen of bepaalde vormen van sport, alsmede voor zijn verblijf in Den Engh, in welke inrichting bepaalde fysieke inspanningen van hem worden gevraagd, zoals vechtenden uit elkaarhalen en opdrukken naar aanleiding van het maken van fouten door de groep.
De neuroloog heeft in zijn brief van 3 november 2004 - zakelijk weergegeven - hierop als volgt gereageerd. Klager heeft sinds zijn trauma capitis in februari 2003 veel restverschijnselen overgehouden van de opgelopen hersenschuddingmet oogletsel, en hoofdpijnklachten, mogelijk als gevolg van de aanwezige holte met vocht. Deze holte is in de loop van de jaren stabiel gebleven, zodat er geen reden is om tot operatieve behandeling over te gaan. Patiënten hebbenin het algemeen meer last van restverschijnselen van een hersenschudding dan van een dergelijke cyste. Klager vormt hierop een uitzondering, in die zin dat hij zowel last heeft van de restverschijnselen van zijn hersenschudding(verminderd kunnen ruiken) en anderzijds extreem gevoelig is voor uitwendige pijnprikkels. Over het algemeen is er geen reden om dergelijke patiënten te adviseren geen sport te beoefenen. In het geval van klager ligt dit anders,omdat gebleken is dat hij bij forse inspanningen hoofdpijnklachten krijgt, zo erg dat hij zelfs een keer is flauwgevallen. De neuroloog is geneigd om in deze bijzondere situatie klager toch het advies te geven niet meer aan sportente doen waarbij zijn hoofd het gevaar loopt getroffen te worden door een medespeler dan wel door voorwerpen die tijdens de sport worden gebruikt. Tevens kan het zo zijn dat een zware fysieke belasting bij klager aangrijpt op hethoofd. Wanneer erkend wordt dat als gevolg van de hersenschudding een bepaalde lichamelijke handicap is ontstaan, zal dit voor klager erkenning geven, hetgeen mogelijk een goede invloed zal hebben op zijn psychische welbevinden endus ook een positieve invloed zal hebben op zijn post-commotionele klachten.
4. De beoordeling
Zowel namens klager als door klagers moeder is beroep ingesteld tegen de beslissing van 10 augustus 2004 van de selectiefunctionaris op hun beider bezwaarschrift, gericht tegen de beslissing klager in Den Engh te plaatsen. Deberoepscommissie zal de beroepen gevoegd behandelen.
Klager ondergaat de pij-maatregel. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd. De behandelinrichting Den Engh is normaal beveiligd en heeft een landelijke bestemming als inrichting voor behandeling van jongens met een lichtverstandelijke handicap. De behandelafdeling van De Veenpoort heeft een regionale, niet bijzondere bestemming voor jongens en meisjes.
De rechtbank te Groningen heeft geadviseerd tot tenuitvoerlegging van klagers pij-maatregel in de behandelafdeling voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap van Hoeve Boschoord, alwaar de wachttijd ongeveer twee jaarbedraagt. Daarop heeft de selectiefunctionaris klager aangemeld bij de LVG-afdeling van Rentray, welke inrichting klagers plaatsing heeft afgewezen wegens het verblijf aldaar van klagers broer. Vervolgens heeft Den Engh na deaanmelding door de selectiefunctionaris van klager zich bereid verklaard om hem in september 2004 op te nemen. Klager is op 7 september 2004 geplaatst in Den Engh.

Artikel 15, eerste en tweede lid, Bjj bepaalt onder meer dat inrichtingen door de Minister kunnen worden bestemd voor de onderbrenging van jeugdigen die een bijzondere behandeling behoeven. Deze bijzondere behandeling kan verbandhouden met de leeftijd, de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdigen of de uitvoering van het verblijfs- of behandelplan. Den Engh heeft als bijzondere bestemming de behandeling van licht verstandelijk gehandicaptejongens.
Klager is het oneens is met zijn selectie voor een LVG-inrichting, alsmede met zijn plaatsing in Den Engh. Klager betwist zijn in de verscheidene rapportages opgenomen IQ, dat ten grondslag ligt aan de beslissing hem in eenLVG-inrichting te plaatsen. Voorts acht hij zijn medische situatie zodanig dat behandeling volgens de socio-groepsstrategie(SGS)-methodiek van Den Engh niet verantwoord is.
Uit de pro justitia rapportage blijkt dat de forensisch psycholoog, mede op grond van de resultaten van (recent) eerder afgenomen intelligentietests, van oordeel is dat klager op zwakbegaafd niveau functioneert en dat voor klagerwegens diens zwakke intellectuele mogelijkheden een gedwongen behandeling in een instelling voor (licht) verstandelijk gehandicapten met gedragsproblematiek is geïndiceerd. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding van hetbezwaarschrift de opvanginrichting gevraagd klagers intelligentie opnieuw te testen. Het resultaat van de test op 30 juli 2004 is een totaal IQ van 76 voor klager.
Uit de nadere informatie van opvanginrichting De Veenpoort van 5 oktober 2004 blijkt dat klager beïnvloedbaar is en niet beschikt over zelfinzicht en zelfreflectie. Er is sprake van een cognitieve beperking, waarvoor verwezen wordtnaar voornoemde testuitslagen van 30 juli 2004. De medische dienst heeft bij gebreke van medische gronden geweigerd klager het door hem gevraagde sportverbod op te leggen. De neuroloog ziet (aldus De Veenpoort) geen risico in hetabces in klagers hoofd en acht beperking in klagers activiteiten onnodig.
Uit de nadere informatie van Den Engh van 4 oktober 2004 blijkt dat de inrichting bekend is met de cyste in klagers hoofd. Een neuroloog heeft (aldus Den Engh) geen afwijkingen vastgesteld bij zijn onderzoek van 19 januari tot 3februari 2003. Evenmin heeft de inrichtingsarts op 14 september 2004 bij gelegenheid van klagers binnenkomst in de inrichting afwijkingen geconstateerd, zodat klager aan alle activiteiten mag deelnemen, met uitzondering van duiken,waarvoor eerst nog onderzoek dient plaats te hebben. De door klagers moeder gewenste second opinion door een neurochirurg zal op 14 oktober 2004 plaatshebben. Dan zal worden bepaald of klager onder controle dient te blijven voor decyste.
Uit de brief van de neuroloog van het MCL van 3 november 2004 concludeert de beroepscommissie dat deze arts klager adviseert om niet meer aan sporten of andere fysieke inspanningen deel te nemen waarbij zijn hoofd in aanraking kankomen met medespelers/medebewoners dan wel met sportattributen

Op grond van het vorenstaande is aannemelijk geworden is dat klager op grond van zijn IQ, hetwelk bij herhaling door middel van onderzoek op lager dan 80 is bepaald, behoort tot de groep jeugdigen waarvoor LVG-inrichtingen zijnbestemd.

Klagers stelling dat hij niet mag sporten en wegens zijn gezondheidstoestand niet verantwoord kan deelnemen aan de in Den Engh geboden behandeling, die veel fysieke inspanning vraagt, heeft hij niet gestaafd met enige schriftelijkemedische verklaring. Klagers moeder is daartoe ook niet overgegaan.
De beroepscommissie heeft ambtshalve en gelet op het namens de selectiefunctionaris ingenomen standpunt bij de neuroloog van het MLC navraag gedaan als voormeld.
Gelet op de vooromschreven informatie van deze neuroloog is het voor de beroeps-commissie aannemelijk geworden dat Den Engh, het regime van deze inrichting in aanmerking nemend, klager geen geëigende op zijn lichamelijkeomstandigheden toegesneden behandelplaats kan bieden, nu klager -gezien zijn medische conditie- beter niet meer deelneemt aan de sport, zich beter niet bemoeit met het uiteenhalen van vechtenden en het beter voor hem is dat hijzware fysieke belasting vermijdt. In het licht hiervan dient de beslissing om klagers bezwaar tegen de plaatsing in Den Engh ongegrond te verklaren als onredelijk te worden aangemerkt.
Dit brengt mee dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager in Den Engh niet in stand kan blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet ongedaan zijn te maken zal de beroepscommissie klager de hierna te noemen tegemoetkoming toekennen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de selectiefuntionaris. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, binnen determijn van dertig dagen vanaf de datum van deze uitspraak.
Zij kent klager ten laste van de selectiefunctionaris een tegemoetkoming toe van € 300,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en drs. I.H. Verwey, leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 25 november2004.

secretaris voorzitter

Naar boven