nummer: 04/2446/GA
betreft: [klager] datum: 29 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 september 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Overmaze te Maastricht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager door het afdelingshoofd is aangezegd dat hij zal worden overgeplaatst naar een andere inrichting.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De klacht is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze was ingediend bij de directeur van de inrichting. In de beschikking van 1 juli 2004 van de selectiefunctionaris staat vermeld dat een bezwaarschrift kan worden ingediend‘rechtstreeks’ danwel ‘door tussenkomst van de directeur van de inrichting.’ Indien de directeur dit bezwaar ontvangt, dient hij dit (analoog aan de regeling van de Algemene wet bestuursrecht) door te geleiden naar de juisteinstantie en niet, zoals thans is geschied, naar de Commissie van Toezicht die dat bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk heeft verklaard. Klager is overplaatsing aangezegd vanwege zijn klacht over zijn mishandeling door het personeelvan de inrichting. Omdat klager bleef aandringen op een onderzoek naar de mishandeling, heeft de directeur een overplaatsing van klager naar de penitentiaire inrichting Roermond bewerkstelligd. Dit is ook te lezen in deoverplaatsingsbeschikking: “De reden van mijn beslissing is gebaseerd op informatie van de inrichting, waaruit gebleken is, dat u niet gehandhaafd kan blijven in Maastricht.”
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klagers klaagschrift dateert van 24 juni 2004.
De beslissing van de selectiefunctionaris van 1 juli 2004, waarin klager wordt geselecteerd voor het huis van bewaring Roermond, is klager op 27 augustus 2004 uitgereikt. Klager heeft zich, gelet hierop, beklaagd over het advies vande directeur aan de selectiefunctionaris. Tegen dit advies van de directeur staat geen beklag open als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw, daar herselectie en externe overplaatsing behoren tot het exclusieve domein van deselectiefunctionaris. Tegen dergelijke beslissingen van de selectiefunctionaris staat de mogelijkheid van bezwaar open als bedoeld in artikel 17 Pbw. Na ontvangst van zijn selectiebeslissing had klager rechtstreeks danwel doortussenkomst van de directeur zijn bezwaar kunnen indienen. Een en ander was op 24 juni 2004 nog niet aan de orde. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 29 november 2004
secretaris voorzitter