nummer: 04/2175/GA
betreft: [klager] datum: 12 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een memorycard van een playstation.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De ouders van klager hebben een playstation met toebehoren voor klager ingevoerd toen zij op bezoek kwamen. Klager kreeg een verzegelde zak. Toen hij de inhoud daarvan bekeek, zat de memorycard er niet in. Hij heeft meteen zijnbroer gebeld en die zei dat de memorycard in de playstation zat. Klager heeft gewacht tot hij de playstation kreeg. Toen de memorycard daar ook niet bij zat, heeft hij direct actie ondernomen. Volgens de directeur weet de badmeesterzich nog stellig te herinneren dat hij de memorycard in de invoerzak heeft gedaan. Er worden echter fouten gemaakt door het personeel. Klager heeft hier een voorbeeld van. Nadat hij in de isoleercel had verbleven en wasovergeplaatst naar een andere cel, miste hij een aantal spullen. Bij navraag was het personeel van de afdeling er van overtuigd dat zijn voormalige cel leeg was. Er bleek echter toch een aantal spullen op zijn cel te liggen, die hijachteraf weer heeft teruggekregen.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het feit dat klager niet meteen heeft gereageerd bij het missen van de memorycard, maar pas vier weken later, maakt het moeilijk nagaan wat er mee is gebeurd. De directeur heeft bij het bad navraag gedaan. De badmeester wist zich despelcomputer nog goed te herinneren en wist zeker dat de memorycard in de invoerzak was gestopt. Dat klinkt opmerkelijk, maar het komt niet dagelijks voor dat een spelcomputer wordt ingevoerd en voor verzegeling wordt aangeboden. Deverzegeling gebeurt door een bedrijf buiten de inrichting. De memorycard staat apart genoemd op het invoerformulier en klager heeft getekend voor ontvangst. Het is de bedoeling dat de gedetineerde de inhoud van de verzegeldeinvoerzak op cel controleert. Hoewel de directeur er begrip voor kan opbrengen dat klager dacht dat de memorycard met de playstation zou komen, kan niet gezegd worden dat de inrichting in deze onzorgvuldig heeft gehandeld. Dedirecteur wijst hierbij nog op de huisregels waarin staat dat de inrichting nimmer aansprakelijk gesteld kan worden voor vermissing en/of beschadiging van de invoer en dat de gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk is voorbeschadigingen aan c.q. het zoekraken van privé-eigendommen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat er, gelet op het invoerformulier, vanuit dat de memorycard op 2 juni 2004 is ingevoerd. Wat er daarna mee is gebeurd is onduidelijk. Er bestaat, gelet op de informatie van klagers broer, begrip voor hetgegeven dat klager heeft gedacht dat de memorycard met de playstation voor verzegeling was aangeboden en daarom heeft gewacht met zijn beklag. Nu de beroepscommissie echter niet is gebleken van onzorgvuldig handelen door deinrichting, kan de directeur niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van de memorycard. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en prof. dr. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 november 2004
secretaris voorzitter