Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1675/GM, 25 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1675/GM

betreft: [klager] datum: 25 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.G. Schuur, advocaat te ‘s-Gravenhage,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 15 juli 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2004, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager gehoord met behulp van een tolk in de Turkse taal.
Klagers voornoemde raadsman heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel is niet ter zitting verschenen, terwijl bij het secretariaat geen bericht van verhindering is binnengekomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 1 mei 2004 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft de beslissing d.d. 27 april 2004 van de inrichtingsarts tot arbeidsgeschiktverklaring van klager voor het verrichten vanlichte arbeidswerkzaamheden.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
Het bemiddelingsverzoek van 1 mei 2004 betreft medisch handelen van 27 april 2004.
Klager is in 2001 tweemaal geopereerd aan zijn rug. Hij heeft niettemin ernstige rugklachten gehouden, op de plek waar de operatiewond heeft gezeten. Hij kan wegens zijn gezondheidstoestand niet deelnemen aan het werk op dewerkzaal, ook niet aan de hem aangeboden lichtere werkzaamheden. Hij heeft rapporten gekregen, gevolgd door disciplinaire straffen, omdat hij niet aan het werk heeft deelgenomen. Klager vraagt vergoeding van de schade die hijdientengevolge heeft geleden.
Overigens wordt de communicatie met artsen bemoeilijkt door klagers positie - hij is illegaal in Nederland- en het taalprobleem -klager spreekt Turks, geen Nederlands-. Om die redenen kan hij geen adequate second opinion vragen.
Klager heeft ter zitting een brief van de irnichtingsarts getoond, waaruit blijkt dat de arts klager met ingang van 28 april 2004 in staat heeft geacht te werken, met de kanttekening dat dat niet rugbelastend moet zijn, dus -alshet kan- geen tilwerkzaamheden.
Vóór 28 april 2004 werd klager door de arts volledig arbeidsongeschikt geacht. Een papier van die strekking heeft klager terug moeten geven.
Klager vindt dat hij te snel en te langdurig moet werken. Hij is een aantal keren niet naar het werk gegaan omdat hij daartoe niet in staat was en heeft vier maal ten onrechte een rapport gekregen. Inmiddels heeft klager ook lastvan zijn been. Hij kan alleen zittend werken. Als hieraan gehoor wordt gegeven trekt klager alle klachten in.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
In de reactie d.d. 7 juni 2004 op het bemiddelingsverzoek is het volgende vermeld. Klager heeft twee operaties aan zijn rug ondergaan, in januari 2001 in De IJssel door chirurg [...] in verband met een atheroomcyste en innovember/december 2001 in het Penitentiair Ziekenhuis voor verwijdering van een sinus pilonidalis laag lumbaal. Klager had in april 2004 weer klachten die met voormelde operaties verband zouden houden. Onderzoek door eerstgenoemdechirurg heeft geen bijzonderheden aan het licht gebracht. Klager is daarop geschikt geacht voor lichte arbeid. Een daaropvolgende ziekmelding in verband met zijn rug is beschouwd als ten onrechte gedaan. Klager bleef echterrugklachten aangeven. Er is een foto van de wervelkolom gemaakt en er zijn afspraken gemaakt voor een CT-scan. Voorts is klager naar de neuroloog verwezen. Hij is tot 18 juni 2004 als ziek aangemerkt en diende daarna bij de arts tekomen voor controle en verder beleid. Klager heeft pijnstillers gekregen en is onder behandeling van de fysiotherapeut.
In de reactie d.d. 27 augustus 2004 op het beroepschrift is voorts het volgende vermeld.
Inmiddels heeft een neuroloog onderzoek naar de rugklachten gedaan. Deze heeft geconcludeerd dat sprake is van lumbago (spit) met pseudoradiculaire uitstraling naar het linker been. De neuroloog heeft fysiotherapeutische behandelinggeadviseerd, geen verdere neurologische bemoeienis. Klager doet zijn oefeningen echter slecht. De inrichtingsarts is van mening gebleven dat klager geschikt is voor lichte arbeidswerkzaamheden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht het waarschijnlijk dat klager ten tijde van het indienen van het bemiddelingsverzoek lage rugpijn had. Zodanige pijn heeft geen aantoonbare relatie met de operaties die klager in 2001 heeft ondergaan.
De beroepscommissie begrijpt dat klager hoofdzakelijk bezwaar heeft tegen de zwaarte van de werkzaamheden die hij heeft moeten verrichten. Bij het opdragen van die werkzaamheden aan klager heeft de arbeidsafdeling volgens klageronvoldoende rekening gehouden met hetgeen de inrichtingsarts heeft voorgeschreven, gelet op de door klager geuite rugklachten. Dit heeft er toe geleid dat klager vervolgens door de inrichtingsarts als ziek is aangemerkt, inafwachting van de uitkomst van onderzoek door de neuroloog en de uitslag van een CT-scan.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat de inrichtingsarts - en dat is in dit beroep slechts relevant - adequaat met klagers klachten is omgegaan. Bedoeld handelen kan nietworden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en F.M.M. van Exter, huisarts, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris,op 25 november 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven