Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1691/TBC, 8 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1691/TBC (tegemoetkoming)

betreft: [klager] datum: 8 november 2004

UITSPRAAK

van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt).

[...], verder klager te noemen, heeft beroep ingesteld tegen een op 18 juli 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie, hierna de Minister, tot overplaatsing van klager naar het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzichtte Balkbrug (hierna Veldzicht).

Bij uitspraak van 3 december 2003 (03/1691/TB) heeft de beroepscommissie het beroep, voor zover hier van belang, materieel gegrond verklaard en bepaald dat te zijner tijd in verband met een eventueel opgelopen behandelachterstand opaangeven van klager eventueel een tegemoetkoming diende te worden toegekend. De beslissing omtrent een eventuele toe te kennen tegemoetkoming is tot nader order aangehouden.

Klagers raadsvrouw mr. D.S. Lösing heeft in een schrijven gedateerd 13 augustus 2004 aangevoerd dat het beroep van klager op 3 december 2003 gegrond is verklaard, maar dat het tot 11 maart 2004 heeft geduurd voordat klager weerteruggeplaatst werd naar De Kijvelanden. Bij terugkeer in De Kijvelanden is klager geplaatst op de inkomstenafdeling waar een nieuwe intake plaatsvond en klager niet de draad mocht oppakken, waar hij was gebleven, maar geheelopnieuw moest beginnen, ondanks het feit dat hij werd teruggeplaatst naar de inrichting, waar hij al sinds 1997 had verbleven. Op de inkomstenafdeling is klager onderworpen aan zeer strenge afdelingsregels, die veel strikter zijndan de regels waar hij eerder op zijn oude afdeling aan onderworpen was. Klager heeft de terugkeer op de inkomstenafdeling als zeer naar ervaren. Hij heeft in totaal vier weken op de inkomstenafdeling verbleven. Daarna is hijovergeplaatst naar de afdeling Kobalt. Dit is een andere afdeling dan de afdeling waar klager voor zijn overplaatsing naar Veldzicht verbleef. Er is nog steeds geen behandeling opgestart en er is inmiddels sprake van een stagnatiein de behandeling van dertien maanden. De overplaatsing naar Veldzicht was in strijd met de rapportages van Wassenaar en Boeykens d.d. 29 april 2002, waarin geadviseerd werd om te werken naar resocialisatie, en de beslissing van derechtbank Rotterdam d.d. 20 juli 2003. Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen in verband met de opgelopen behandelachterstand.

De Minister is in de gelegenheid gesteld zijn visie op de vast te stellen tegemoetkoming te geven. Bij brief van 6 oktober 2004 heeft de Minister aangegeven dat klager weliswaar in Veldzicht is geplaatst na een behandeling in DeKijvelanden, maar dat dit niet inhoudt dat klager in de periode, waarin hij in Veldzicht verbleef, niet is behandeld. De behandeling in tbs-klinieken is niet dermate verschillend dat er geen sprake kan zijn van een voorzetting vande behandeling in een andere kliniek. De basiszorg is vergelijkbaar, met dien verstande dat daarin geen achterstand kan zijn opgelopen. De plaatsing is overeenkomstig de uitspraak van de beroepscommissie teruggedraaid, omdat debetrokken inrichtingen niet de juiste procedures hebben toegepast en daarmee de rechtspositie van klager hebben veronachtzaamd. Dat op het meer specifieke vlak van de therapeutische interactie een achterstand is opgelopen, wordtniet ondenkbaar geacht, maar op voorhand is geen onderbouwing van dit standpunt bekend. De stagnatie in de behandeling zou alleen kunnen terugslaan op de specifiek therapeutische interactieverschillen tussen de twee betrokkenklinieken en alleen voorzover daarover overeenstemming bestaat binnen de betrokken beroepsgroepen of in de wetenschap. Klager zit momenteel goed in de behandeling en er zijn op basis van het huidige klinische beeld geen redenen omaan te nemen dat een achterstand is ontstaan. Mocht de beroepscommissie van mening zijn dat er wel een behandelachterstand is ontstaan en dat dit ook aantoonbaar is dan wordt voorgesteld om deze vraag voor te leggen aanonafhankelijke deskundigen binnen het forensisch psychiatrische veld.

Beoordeling
In de rapportages van [...] d.d. 4 maart 2002 en [...], zenuwarts, d.d. 29 april 2002 is geadviseerd om te werken naar resocialisatie. Ook in de beslissing van de rechtbank Rotterdam d.d. 20 juni 2003 is aangegeven dat deverwachting van De Kijvelanden dat klager in een impasse is geraakt niet noodzakelijkerwijs juist was en werd niet ingezien waarom klager aan een andere kliniek zou moeten worden aangeboden. Klagers tbs is in die beslissing met eenjaar verlengd om hem te stimuleren in zijn behandeling. Desondanks is klager op 14 juli 2003 overgeplaatst naar Veldzicht. Naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie van 3 december 2003 diende klager uit Veldzicht teworden geplaatst en diende de Minister een nieuwe beslissing te nemen. De Minister heeft beslist tot terugplaatsing van klager naar De Kijvelanden, welke plaatsing op 11 maart 2004 is gerealiseerd. De Minister is verzocht om tereageren op het schrijven van klagers raadsvrouw d.d. 13 augustus 2004, waarin zij feiten en omstandigheden heeft aangedragen, waaruit zij de conclusie trekt dat er daadwerkelijk behandelachterstand is ontstaan. Namens de Ministeris hier op gereageerd in algemene termen (vergelijkbare basiszorg; mogelijke achterstand ten aanzien van therapeutische interactie); de betwisting van het door de raadsvrouw gestelde is niet met feiten gestaafd. De beroepscommissieis van oordeel dat zulks wel op de weg van de Minister had gelegen bijvoorbeeld door klagers huidige behandelcoördinator te consulteren, diens standpunt in een rapportage vast te leggen en de beroepscommissie terzake te informeren.Het voorstel om een onafhankelijke deskundige te benoemen binnen het forensisch psychiatrische veld om de redelijkheid en de billijkheid van een tegemoetkoming na te gaan kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet serieusgemeend zijn aangezien zulks nu juist de taak van de rechter is. Dit, nog afgezien van de verdere vertraging in de afdoening van deze zaak.
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Deberoepscommissie gaat er vanuit dat ten gevolge van de beslissing van de Minister tot overplaatsing naar Veldzicht klagers resocialisatietraject is verstoord en dat er derhalve rederlijkerwijs van uitgegaan dient te worden, datklager behandelachterstand heeft opgelopen. Voor een zodanig niet meer ongedaan te maken gevolg acht de beroepscommissie een tegemoetkoming passend van
€ 600,= voor elke maand dat klager ten onrechte in Veldzicht heeft verbleven, te weten vanaf 3 december 2003 tot 11 maart 2004; afgerond betreft dit een periode van drie maanden.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan.

Beslissing
De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een ten laste van de Minister komende tegemoetkoming toekomt van € 600,= voor elke maand dat klager ten onrechte in Veldzicht heeft verbleven.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven