nummer: 04/1708/GM
betreft: [klager] datum: 25 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord Brabant Noord, locatie Penitentiair Centrum Maatschappelijke Integratie (PCMI) de Corridor te Zeeland ,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 juli 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2004, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord dr. [...], inrichtingsarts, en mevrouw [...] hoofd-verpleegkundige.
Hoewel klager, die inmiddels in vrijheid is, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek van 19 mei 2004 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft onjuiste behandeling van een blessure aan klagers pink.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in het bemiddelingsverzoek van 19 mei 2004 het volgende aangevoerd.
Op 16 mei 2004 heeft hij een voetbal tegen zijn rechter pink gekregen. De pink is uit de kom geraakt en is door een groepsleider teruggezet. Klager kon die dag niet bij de medische dienst terecht. Op 17 mei 2004 is hij door demedische dienst gezien en is hij verwezen naar het spreekuur van de dokter op 18 mei 2004. De dokter achtte het nodig röntgenfoto’s te laten maken. Uit de rontgenfoto’s, gemaakt op 19 mei 2004, is gebleken dat de pink gebroken was.Klager is van mening dat de medische dienst te traag met deze situatie is omgegaan.
In het beroepschrift van 19 juli 2004 heeft klager de klacht als volgt nader toegelicht. Hij is niet op maandag maar pas op dinsdag door de arts gezien. Hij heeft vier dagen lang geen pijnstiller gekregen. De pink is nog krom. Hijmag niet meer aan handsporten doen.
De inrichtingsarts heeft in de reactie van 10 juni 2004 op het bemiddelingsverzoek het volgende vermeld.
Het ongeval heeft plaatsgehad tijdens de sport op zondagavond 16 mei 2004. Op 17 mei om 7.00 uur is klager door een verpleegkundige gezien. Deze heeft geoordeeld dat klager niet kon deelnemen aan de arbeid en evenmin aan bepaaldesporten. Op dezelfde dag om 12.15 uur is klager onderzocht door de arts en heeft deze voorgesteld een röntgenfoto te laten maken. Die middag heeft de medische dienst telefonisch een afspraak gemaakt met de röntgenafdeling van hetziekenhuis Bernhove te Veghel. Klager kon daar niet eerder terecht dan op 19 mei om 8.40 uur. De radioloog heeft vastgesteld dat er mogelijk een klein avulsiefragmentje van de volaire zijde van het PIP-gewricht was geraakt. De pinkis in het ziekenhuis in gips gezet.
Voorts heeft de arts medegedeeld dat klager op 3 juni is gevallen tijdens het douchen. Het gips is nat geworden en moest worden verwijderd. Na telefonisch overleg van de medische dienst met de gipskamer is de pink ingetaped en intape gebleven tot 7 juni. De tape is vervolgens verwijderd. Klager is geadviseerd de pink rustig te gaan bewegen. Verdere controle in het ziekenhuis werd door het ziekenhuis, op basis van de rontgenfoto’s, niet nodig geacht.
De arts heeft in zijn schriftelijke reactie van 4 augustus 2004 op het beroep, waarbij hij het medisch dossier van klager heeft overgelegd, nog bericht dat hij klager voorts heeft gezien op 7 juli 2004. Klager heeft toen aangegevennog last van de pink te hebben. De arts heeft de functie van de pink getest en deze bleek nog pijnlijk, daarom is klager geadviseerd niet aan handsporten deel te nemen. Tijdens het spreekuur van 15 juli 2004 heeft de arts geenbezwaar meer gezien voor deelname van klager aan handsporten.
Ter zitting heeft de arts zijn standpunt tenslotte nog toegelicht als volgt. Klager heeft op het spreekuur van 17 mei 2004 geen pijnklachten gemeld. Indien klager dit wel had gedaan zou hem een NSAID zijn gegeven. Bovendien isparacetamol op de afdeling verkrijgbaar. Ten aanzien van de blessure gebruikt klager de terminologie “gebroken pink” terwijl de diagnose van de radioloog was: mogelijk een avulsiefractuurtje.
De hoofdverpleegkundige heeft nog aangevuld dat de pinkblessure op 17 mei 2004 niet van dien aard werd geacht dat onmiddellijke verwijzing naar de eerste hulp van het ziekenhuis aangewezen was.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien en na inzage van klagers medisch dossier, van oordeel dat de blessure aan klagers pink door de medische dienst op juiste en zorgvuldige wijze isbehandeld.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en F.M.M. van Exter, huisarts, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris,op 25 november 2004.
secretaris voorzitter