Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2632/GV, 25 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2632/GV
betreft: [klager] datum: 25 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 oktober 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft het verzoek om strafonderbreking onvoldoende serieusbeoordeeld. Hij vergelijkt onder meer een seminar met een congres. Het seminar moet klager kunnen volgen ten behoeve van het bedrijf, waarvoor hij werkt

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om een strafonderbreking van veertien dagen verzocht om, volgens eigen zeggen, een aantal zaken op een rijtje te zetten. Hij heeft daar een uitnodiging bijgevoegd voor het 9e nationaal Hypothekencongres. Klager heefteen en ander naar de mening van de selectiefunctionaris onvoldoende duidelijk gemaakt en de enkele aanlevering van een uitnodiging voor een congres is geen criterium om een strafonderbreking toe te staan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de beperkt beveiligde inrichting Bankenbosch te Veenhuizen heeft aangegeven geen advies te willen geven ten aanzien van de aanvraag om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens overtreding van de het bepaalde in de artikelen 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 augustus 2005. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van veertien dagen alsmede twee dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhavingverkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 38, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna de Regeling) kan strafonderbreking eenmalig worden verleend in verband metdringende omstandigheden van zakelijke aard. Op grond van het tweede lid van het hiervoor genoemde artikel 38 van de Regeling dient de gedetineerde (onder meer) aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is.
Noch uit de zich in het dossier bevindende stukken noch uit hetgeen door klager naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat er sprake is van een dringende omstandigheid van zakelijke aard, waarvoor klagers persoonlijkeaanwezigheid noodzakelijk is. Gelet daarop is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 november 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven