Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2562/GV, 25 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2562/GV

betreft: [klager] datum: 22 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 oktober 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R. Polderman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager verblijft in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i) metpersoonsverbonden verlof. Telkens als hij verlof aanvraagt, valt het op dat de directeur niet wordt ingelicht. Hij heeft nimmer een brief ontvangen van het arrondissementsparket Alkmaar met de mededeling dat hij in de gelegenheidwordt gesteld om iets aan zijn problematiek te doen. Voor 1 mei 2004 stond klager ook niet op de zogenaamde veelplegerslijst. Toen klager in het huis van bewaring Schutterswei verbleef had hij wel een dag met verlof onderbegeleiding gekund en, nu hij zelfs in een b.b.i. verblijft, wordt hem dat geweigerd. Tijdens een vorige detentieperiode is hij op reguliere wijze met verlof gegaan. Voorzover klager bekend is hebben alle medegedetineerden recht ofverlof in een b.b.i. met persoonsgebonden verlof. Klager acht het in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat hem het verlof wordt ontzegd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het detentieoverzicht blijkt dat klager sinds 2 november 1998 frequent gedetineerd is geweest voor met name diefstal en gekwalificeerde diefstal. Na zijn invrijheidstelling kon klager zich maar kortdurend in de vrijemaatschappij handhaven. Zijn verslavingsproblematiek wordt gezien als een recidiverisico. De ondergane detenties hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd, ondanks verschillende detentiemodaliteiten zoals plaatsing op eenv.b.a.. Klager behoort tot de zogenaamde categorie van veelplegers van het arrondissementsparket Alkmaar. Klager voldoet qua functioneren aan een plaatsing in een b.b.i.-regime. Weinig controle binnen de muren c.q. hekken met veelvrijheden binnen de inrichting. Gelet op de executie-indicator veelpleger kan klager nog niet met verlof. Klager komt in aanmerking voor het Geïntegreerde Aanpak Verslaving en Overlast (GAVO) project. Met zijn GAVO-begeleiders ishij bezig met een plaatsing op een forensisch psychiatrische afdeling te Heiloo. Indien het detentieplan passend is binnen de regelgeving van de Pbw zal positief beslist worden ook ten aanzien van de bijbehorende vrijheden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk twee jaar, vijftien maanden en acht maanden, met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal.

Uit klagers registratiekaart volgt dat hij sinds 1998 vele malen gedetineerd is terzake van vermogensdelicten. Daarbij is er sprake van verslavingsproblematiek. Omdat klager goed functioneert tijdens zijn detentie, is hijgeselecteerd voor een beperkt beveiligde inrichting met persoonsgebonden verlof. In verband met de frequente recidive en verslavingsproblematiek is een detentieplan opgesteld, waarin klager thans nog geen verloffaciliteiten wordenverleend, en binnen het project geïntegreerde aanpak verslaving en overlast getracht zal worden om hem op een forensisch psychiatrische afdeling te plaatsen. De selectiefunctionaris heeft aangekondigd dat indien het detentieplanvoldoet aan de wettelijk eisen een positieve beslissing zal worden genomen ten aanzien van de bijbehorende vrijheden.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van klagers detentie rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet enkan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en c. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van24 december 1998, nr. 733726/98/DJI),evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven