Nummer: 04/2456/GB
Betreft: [klager] datum: 25 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. G. Veen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 september 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 27 januari 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda. Op 7 september 2004 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten, waar een regime van algehelegemeenschap geldt.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 21 juli 2004 en eindigt op 16 september 2005.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft besloten om klager niet in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te plaatsen. Reden daarvoor is dat klager nog een openstaande strafzaak heeft en dat zijn einddatum van detentie daarom niet bekendzou zijn. Klager kan zich daar niet in vinden. Het beroep in cassatie in die openstaande zaak zal door de Hoge Raad mogelijk pas in juli of augustus 2005 worden behandeld. Daaruit kan worden afgeleid dat het arrest in diecassatiezaak pas zal worden gewezen nadat klager vervroegd in vrijheid zal zijn gesteld. Om die reden wordt er ten onrecht van uitgegaan dat klager niet geplaatst kan worden in een b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 10 augustus 2004 is door de directeur van de locatie De Boschpoort een selectieadvies ten aanzien van klager uitgebracht. De directeur adviseert daarin klager te plaatsen in een b.b.i. Daarbij is met name rekening gehouden metklagers positieve functioneren in de inrichting. Klager ondergaat thans zijn derde detentie. Hij heeft nog een openstaande strafzaak uit 1999, waartegen klager cassatie heeft ingesteld. Deze openstaande zaak is een belemmering voorplaatsing in een b.b.i. Het openbaar ministerie heeft desgevraagd negatief geadviseerd met betrekking tot een b.b.i.-plaatsing van klager. Reden voor dat negatieve advies is gelegen in het niet vast staat van de einddatum vanklagers detentie, hetgeen op grond van artikel 3, lid 3, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden d.d. 15 augustus 2000 (kenmerk 5042803/00/DJI) (hierna: de Regeling) een contra-indicatie is voor plaatsingin een b.b.i.
Op 17 augustus 2004 heeft de selectiefunctionaris besloten tot plaatsing van klager in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. Tegen die beslissing is namens klager een bezwaarschrift ingediend, welk bezwaarschriftop 30 september 2004 door de selectiefunctionaris ongegrond is verklaard.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Dordtse Poorten is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. De beroepscommissie stelt vast, dat het nog niet vaststaan van een einddatum van klagers detentie op zich de enige reden is om niet over te gaan tot plaatsing van klager in een b.b.i.
Op grond van het bepaalde in artikel 3, derde lid aanhef en onder b van de Regeling komt een gedetineerde ten aanzien van wie de einddatum van de detentie nog niet vast staat, niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.
In de toelichting op de Regeling is daaromtrent het volgende opgemerkt:
”Ten aanzien van artikel 2, tweede lid, onder b en artikel 3, derde lid, onder b van de regeling wordt opgemerkt dat openstaande zaken (vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen) hieronder vallen. Het betreft doorgaansniet-onherroepelijke vonnissen. Indien uit de inlichtingen van het openbaar ministerie blijkt dat een dergelijke openstaande zaak na de datum van ontslag uit detentie afgehandeld zal worden, dan kan de betrokken gedetineerde, metinachtneming van de overige criteria die genoemd zijn in artikel 2 en 3, in aanmerking komen voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting.”
Vast staat dat klager nog een openstaande strafzaak heeft, welke door de Hoge Raad zal worden behandeld. Uit het selectieadvies van de locatie De Boschpoort alsook uit de inlichtingen namens klager komt naar voren dat de eerstebehandeldatum van klagers beroep in cassatie niet eerder dan medio juli of augustus 2005 zal vallen (met de mogelijkheid dat dit later zal zijn in verband met het ‘zomerreces’ bij de Hoge Raad). Gelet daarop acht de beroepscommissieaannemelijk dat die nog openstaande strafzaak zal worden afgedaan na de datum van klagers ontslag uit zijn huidige detentie. Dit maakt dat die openstaande zaak in dit geval – rekening houdend met hetgeen hiervoor is vermeld metbetrekking tot het bepaalde in artikel 3 onder b van de Regeling – geen reden hoeft te zijn om klager niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting.
Gelet op het vorenstaande moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 november 2004
secretaris voorzitter