Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1375/GA, 19 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 041375/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 augustus 2004, gehouden in de p.i. De Grittenborgh te Hoogeveen, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.C. Vingerling, gehoord.
De unit-directeur van de locatie De IJssel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de plaatsing op een meerpersoonscel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ik zou niet op een meerpersooncel geplaatst mogen worden. Ik volg een studie, hetgeen moeilijk te volbrengen is als je de cel moetdelen met een medegedetineerde. Ik heb een lang strafrestant, ben geplaatst bij een niet Nederlands sprekende moslim, vervolgens word ik geplaatst bij een rokende moslim.
Daarnaast voldoen de afmetingen en de luchtcirculatie niet aan de voor een meerpersoonscel geldende vereisten. Het is erg warm op de cel waar ik verblijf (temperatuur 25-30 C° ondanks ventilatoren). Er zijn geen veranderingenaangebracht ten opzichte van een eenmanscel.
Tot slot is sprake van een contra-indicatie. Ik heb al 14 dagen niet geslapen en ik heb een gesprek aan gevraagd met de psycholoog. Deze heeft aangegeven dat ik niet geschikt ben voor plaatsing op een meerpersoonscel, maar dat zijdaar verder niets aan kan doen.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de cellen bouwkundig gezien niet voldoen aan de gestelde vereisten. Onder verwijzing naar de uitspraak van het ECRM, no 28524/95, is daarbij tevens betoogd dat in het geval van klagersprake was extreme temparatuur.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Het volgen van een studie kan niet als contra-indicatie worden aangemerkt.
Ten aanzien van de bouwtechnische aspecten is aangevoerd dat ten behoeve van de meermanscellen op 25 februari 2004 een aanvullende risicoinventarisatie en -evaluatie heeft plaatsgevonden door Achmea Arbo. Op pagina 13 van hetdesbetreffende rapport wordt opgemerkt dat de ventilatie voldoet aan de Richtlijnen Rijksgebouwendienst. De verse luchttoevoer dient voor een meermanscel 50m3 per persoon te zijn. Voor de p.i. De IJssel is berekend dat met 50,4m3aan deze eis wordt voldaan. Voorts wordt, gelet op de afmetingen van de cel van 2,2 m x 5,2 m, voldaan aan de minimale eis in het bepaalde in artikel 3 van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen d.d. 24december 1998.

De directeur heeft na de zitting desgevraagd schriftelijk bevestigd dat de cellen die gebruikt worden voor het plaatsen van meer gedetineerden op de zelfde cel voldoen aan alle normen die daarvoor gesteld zijn, met name ook voor watbetreft de afmetingen, ventilatiecapaciteit en brandveiligheid.

3. De beoordeling
Artikel 20, tweede lid, van de Pbw luidt: In een regime van algehele gemeenschap kunnen gedetineerden worden verplicht zich tijdens de maaltijden, gedurende bezoektijden voor zover zij geen bezoek ontvangen, alsmede gedurendeactiviteiten waaraan zij niet deelnemen, in hun verblijfsruimte op te houden. Deze ruimte is voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemd.
In de Memorie van Toelichting op de Pbw (Kamerstukken II, 1990/91, 21 634, nr 2, blz 4/5) heeft de minister daaromtrent – voor zover hier van belang – opgemerkt:(...) Het voorgestelde artikel 20, tweede lid, maakt het mogelijk om inovereenstemming met de huidige situatie in het gevangeniswezen in inrichtingen met een regime van algehele gemeenschap, verblijfsruimten te bestemmen voor de onderbrenging van meer dan één gedetineerde. (...) Het voorgesteldeonderscheid tussen persoonlijke en gemeenschappelijke verblijfsruimten is in overeenstemming met de internationale normen ter zake. Zo stelt artikel 14 van de European Prison Rules weliswaar de onderbrenging van personen gedurendede nacht in individuele cellen voorop, maar staat het ook gezamenlijk gebruik van accommodatie toe voor zover de betrokken gedetineerden hiervoor geschikt worden geacht. (...).
In de stukken noch het verhandelde ter zitting ziet de beroepscommissie aanknopingspunten voor het bestaan van contra-indicaties om klager op een meerpersoonscel te plaatsen.
Met betrekking tot het verweer aangaande de bouwfysische aspecten van de meermanscel overweegt de beroepscommissie dat volgens de notitie “twee gedetineerden op één cel bouwfysische aspecten” uitgegaan dient te worden van eengelijkblijvend celoppervlak (circa 10 m2 ) maar dat ventilatie en thermische behaaglijkheid aangepast dienen te worden aan twee op één cel. Na bijlage 1 wordt vermeld dat in Krimpen de bestaande afzuiging dient te worden vergroot,afzuigrooster en kanalen in de schacht dienen te worden aangepast of er dient een nieuw afzuigsysteem te worden aangelegd. De sanitaire hoek dient te worden voorzien van een schot. Uit de zich bij de stukken bevindende aanvullenderisico inventarisatie en –evaluatie 2-op-1-cel valt af te leiden dat de meerpersoonscellen op genoemde onderdelen zijn aangepast.
Gelet op al het vorenoverwogene zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven