nummer: 04/2148/TP
betreft: [klager] datum: 17 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 2 september 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft op 26 augustus 2004 de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 14 september 2004 verlengd tot en met 12december 2004.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 15 oktober 2003 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd en voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijkegevangenisstraf van acht maanden, met aftrek.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 19 december 2003. Sindsdien verblijft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant in het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught.
Bij brief van 26 augustus 2004 heeft de Minister aan klager mededeling gedaan van de bestreden beslissing tot verlenging van klagers passantentermijn. Klager is op 26 augustus 2004 over deze beslissing gehoord.
3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij maakt bezwaar tegen de oplegging van de tbs met verpleging. Klager geeft de voorkeur aan tbs met voorwaarden. Die voorkeur geldt eens te meer nu klager zo lang op plaatsing in eentbs-inrichting moet wachten. Hij ervaart de tijd in het h.v.b. als zeer frustrerend en nutteloos.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de beslissing, naar uit de datum van het beroepschrift kan worden afgeleid, tijdig aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een h.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grondonredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen, die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat klager, die op een reguliere afdelingin het h.v.b. verblijft, met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geensignalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Blijkens de overgelegde medische verklaring van 29 september 2004 is klagers psychische conditieniet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.
4. De beoordeling
De bezwaren die klager heeft aangevoerd tegen de oplegging van de tbs met dwangverpleging vallen buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen de verlenging vanklagers passantentermijn.
De totale duur van het verblijf van klager als tbs-passant in een h.v.b. was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing negen maanden.
In het licht van de op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 mei 2004 (no. 49902/99) in de zaak Brand moet geoordeeld worden dat een passantentermijn van meer danvijf maanden in strijd is met artikel 5, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 14 september 2004 verlengd tot en met 12 december 2004 in strijd is met het recht. Zij zal hetberoep derhalve gegrond verklaren.
Omtrent een eventueel vast te stellen tegemoetkoming is de beroepscommissie thans niet door partijen ingelicht. Zij zal derhalve haar beslissing dienaangaande aanhouden tot enig moment nadat partijen daaromtrent hun wederzijdsestandpunten aan de beroepscommissie hebben verstrekt, waartoe partijen twee weken de tijd hebben na dagtekening van deze beslissing.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij houdt de uitspraak omtrent de eventueel vast te stellen tegemoetkoming aan en stelt partijen in de gelegenheid schriftelijk hun standpunt hieromtrent aan de beroepscommissie mede te delen binnen twee weken na de datum van dezeuitspraak.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 17 november 2004.
secretaris voorzitter