Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2133/TP, 17 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2133/TP

betreft: [klager] datum: 17 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft op 23 augustus 2004 de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 2 september 2004 verlengd tot 1 december2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 26 september 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
Bij brief d.d. 18 september 2003 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 7 maart 2003 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem opgelegdetbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 6 maart 2004.
Bij brief van 23 augustus 2004, uitgereikt aan klager op 30 augustus 2004, heeft de Minister klager mededeling gedaan van de bestreden beslissing. Klager is terzake gehoord op 20 augustus 2004.
Klager verblijft op de bijzondere zorgafdeling (bza) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij is het niet eens met de bestreden beslissing. Anderen, die hun straf er nog niet op hadden zitten, konden toch al in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager heeft zijn straf alondergaan en is al een half jaar tbs-passant. Hij voelt zich bij die anderen achtergesteld. Bovendien is hij de dupe geworden van een opnamestop bij de tbs-inrichting Flevo Future, waarvoor hij was geselecteerd en waar hij graag wilworden geplaatst met het oog op zijn bezoek. Hij zal mogelijk opnieuw worden geselecteerd en bij een andere tbs-inrichting worden aangemeld. Een en ander veroorzaakt bij klager veel onzekerheid en ergernis. Klager wil werken aanzichzelf. Hij heeft zich daarom ook laten overplaatsen voor het voortraject.

Namens de Minister is het volgende naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, omdat klager tijdig is gehoord en de verlengingsbeslissing tijdig aan hem is medegedeeld.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden als tbs-passant in dep.i., thans op de bza. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in de p.i.onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken.
Blijkens de overgelegde medische verklaring van 5 oktober 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Bosch is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.
Klager was aanvankelijk geselecteerd voor de tbs-inrichting Flevo Future. Hij is inmiddels, in verband met een opnamestop bij deze kliniek, opnieuw geselecteerd en op de wachtlijst van de Dr. S. Van Mesdagkliniek te Groningengeplaatst.

4. De beoordeling
De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. bedroeg ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing zes maanden.

In het licht van de op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 mei 2004 (no. 49902/99) in de zaak Brand moet geoordeeld worden dat een passantentermijn van meer danvijf maanden in strijd is met artikel 5, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 2 september 2004 tot 1 december 2004 in strijd is met het recht. Zij zal het beroep derhalvegegrond verklaren.

Omtrent een eventueel vast te stellen tegemoetkoming is de beroepscommissie thans niet door partijen ingelicht. Zij zal derhalve haar beslissing dienaangaande aanhouden tot enig moment nadat partijen daaromtrent hun wederzijdsestandpunten aan de beroepscommissie hebben verstrekt, waartoe partijen twee weken de tijd hebben na dagtekening van deze beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij houdt de uitspraak omtrent de eventueel vast te stellen tegemoetkoming aan en stelt partijen in de gelegenheid schriftelijk hun standpunt hieromtrent aan de beroepscommissie mede te delen binnen twee weken na de datum van dezeuitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 17 november 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven