Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1871/TA, 04/1873/TA t/m 04/1876/TA, 04/1878/TA t/m 04/1881/TA, 04/1883/TA t/m 04/1892/TA, 15 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1871/TA, 04/1873/TA t/m 04/1876/TA, 04/1878/TA t/m 04/1881/TA, 04/1883/TA t/m 04/1892/TA

betreft: [klager] datum: 17 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...] (voorheen [...]), verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de TBS-kliniek Flevo Future, locatie Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.R. Jaarsma om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft respectievelijk:
A:
- de vele onjuistheden in het huishoudelijk reglementenboek (04/1871/TA),
- het niet normaal kunnen deelnemen aan de patiëntenraad (04/1873/TA),
- het niets doen van de beklagcommissie (04/1875/TA),
- discriminatie in de inrichting (04/1876/TA),
- het plegen van smaad en laster jegens klager binnen de inrichting (04/1878/TA).
- het kleineren, beledigen en bedreigen van klager (04/1879/TA),
- de weigering tot normaal contact met klager (04/1880/TA),
- het feit dat afdeling 5 geen normale afdeling is zolang men deze een afdeling voor individuele intensieve zorg noemt (04/1881/TA),
- het onrechtmatig gebruik van ‘time-outs’ (04/1883/TA)
- het niet voldoen aan de hoor- en mededelingsplicht (04/1884/TA),
- de regels omtrent het opleggen van een disciplinaire straf (04/1885/TA),
- het blijven zeuren over de relaties van klager (04/1886/TA),
- de omstandigheid dat de inrichting zich niet houdt aan gemaakte afspraken (04/1887/TA),
- de vrijheid van meningsuiting (04/1888/TA),
- een korte time-out in de eigen verblijfsruimte van klager wegens uitdagend gedrag naar het personeel (04/1889/TA),
- de “Wet gelijke behandeling arts” (04/1890/TA),
- de “eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer volgens artikel 10” (04/1891/TA),
- het recht op vrijheid van meningsuiting (04/1892/TA),

B:
-het niet vrijelijk door het gebouw heen kunnen lopen en het “witte kaart regime” (04/1874/TA).

De beklagrechter heeft het beklag met nummer 04/1889/TA ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in alle overige klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft de uitspraken van de beklagrechter van 23 juni 2004 pas op 26 juli 2004 ontvangen. Hij weet niet hoe dat moet bewijzen. Klager kan niet verklaren waarom hij de uitspraken zo laat heeft gekregen. Doordat hij postcensuurheeft, kan het voorkomen dat post blijft liggen en gelezen moet worden voordat deze wordt uitgereikt. Als hij de uitspraken eerder had ontvangen, had hij ook eerder beroep ingesteld.
Klager heeft de beroepschriften verstuurd volgens het protocol postverzending. Hij heeft zijn beroepschriften op 27 juli 2004 ter verzending aangeboden aan de staf. Een discrepantie tussen de datering van de beroepschriften en dedatum van het poststempel op de enveloppe waarin de beroepschriften zijn verzonden, wijt klager aan de interne postafwikkeling bij de inrichting.
De beklagcommissie heeft er in strijd met artikel 65 Bvt veel te lang over gedaan om tot een uitspraak te komen. Door de ernstige termijnoverschrijding is klager in zijn beklagrecht geschonden. Bij een dergelijk lange termijnverdwijnt de actualiteit van de situatie waartegen het beklag zich richt. Bovendien heeft klager het gevoel dat zijn klachten niet serieus worden genomen, waardoor bij hem twijfels over de onafhankelijkheid en geloofwaardigheid vande beklagcommissie zijn ontstaan.
Klager is beperkt in het zich schriftelijk uiten en wenst te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie, omdat hij zich anders in zijn klaagrecht tekort gedaan voelt.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het komt zeer vreemd voor dat klager de uitspraken van de beklagrechter op 26 juli 2004 zou hebben ontvangen. Die uitspraken zijn op 23 juni 2004 aan het hoofd van de inrichting en klager verzonden. Derhalve dient van die datumuitgegaan te worden en moet klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroepen.
Indien de beroepscommissie anders beslist, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard, nu de beklagcommissie juist op de beklagen heeft geoordeeld.

3. De beoordeling
I
Ingevolge artikel 67, eerste en derde lid Bvt juncto artikel 58, vijfde lid Bvt dient het beroepschrift tegen een uitspraak van de beklagrechter uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van die uitspraakte worden ingediend. Als dag van indiening geldt de dag waarop het beroepschrift door het secretariaat van de beroepscommissie wordt ontvangen, dan wel de dag die door of namens het hoofd van de inrichting is gestempeld op hetberoepschrift of de enveloppe waarin dit wordt verzonden. Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijsvan de indiener van het beroep kon worden verlangd.

De uitspraken waarvan beroep zijn op 23 juni 2004 aan klager en het hoofd van de inrichting toegezonden. De beroepschriften dateren van 27 juli 2004 en zijn op het secretariaat van de Raad ontvangen op 5 augustus 2004. Klager heeftzowel in zijn beroepschriften als in zijn nadere schriftelijke toelichting daarop verklaard dat hij de uitspraken van de beklagrechter pas op 26 juli 2004 heeft ontvangen en dat, als hij die uitspraken eerder had ontvangen, hij ookeerder beroep had ingesteld.
De juistheid van de door klager omschreven gang van zaken met betrekking tot de tijdstippen van ontvangst van de uitspraken van de beklagrechter en van (het ter) verzending (aanbieden aan de staf) van de beroepschriften is, bijgebrek aan registratie, niet na te gaan en derhalve niet uit te sluiten. De beroepscommissie zal klager dan ook in zijn beroep in de onderscheiden zaken ontvangen.
De beroepscommissie beveelt het hoofd van de inrichting in het algemeen aan van de uitreiking van uitspraken van de beklagcommissie en de verzending van beroepschriften aantekening te houden, zodat daarover geen gedoe ontstaat.

De beroepscommissie constateert dat in alle onderhavige zaken de klachten op 22 september 2003 bij het secretariaat van de beklagcommissie zijn binnengekomen en dat daarop op 23 juni 2004 door de beklagrechter is beslist. Daarmee isniet voldaan aan het bepaalde in artikel 65, eerste lid, Bvt, dat inhoudt, voorzover hier van belang, dat op het beklag zo spoedig mogelijk moet worden beslist, doch in ieder geval binnen een termijn van vier weken te rekenen vanafde datum waarop het klaagschrift is ontvangen, welke termijn de beklagcommissie in bijzondere gevallen met ten hoogste vier weken kan verlengen. De wet verbindt aan een dergelijk verzuim geen consequenties.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie het aannemelijk te achten dat het grote aantal klachten tot vertraging in de afdoening heeft geleid.

De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af. De beroepscommissie volgt de raadsman niet in zijn verwoording van hetstandpunt van zijn cliënt dat hij beperkingen heeft in het zich schriftelijk uiten.

De beroepscommissie heeft in de beslissingen van de beklagrechter geen aanleiding gevonden deze onjuist te achten. Derhalve is haar oordeel dat de beklagrechter steeds op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist.Het beroep zal derhalve in al deze zaken ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de hiervoor onder 1 onder B bedoelde klacht overweegt de beroepscommissie als volgt.
Een beweerde schending van de bewegingsvrijheid binnen de inrichting is volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie beklagwaardig. Klager is derhalve ten onrechte niet ontvangen in zijn beklag.
Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.
Uit klagers klaagschrift valt op te maken dat klager niet door het gebouw heen mag lopen en dat hij een witte kaart heeft. De beklagcommissie heeft overwogen dat niet is gebleken dat klager is beperkt in het in artikel 31 Bvtneergelegde recht om in totaal tenminste vier uren per dag samen met een of meer medeverpleegden door te brengen, alsmede dat evenmin is gebleken dat zijn bewegingsvrijheid in voor hem ongunstige zin afwijkt van de hem op grond vanzijn behandelingsplan en/of dagprogramma toekomende bewegingsvrijheid.
Niet aannemelijk is geworden dat dit feitelijk oordeel van de beklagrechter onjuist is. Het beklag zal derhalve alsnog ongegrond worden verklaard.

II
Ten aanzien van alle klachten merkt de beroepscommissie het volgende op.
Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend, dat klager tijdens zijn verblijf in de Pompekliniek een groot aantal, meestal ongefundeerde, klachten heeft ingediend, welke in de regel hebben geleid tot niet-ontvankelijk - ofongegrondverklaring door de beklagcommissie en de beroepscommissie. Destijds rees bij de beroepscommissie reeds het vermoeden dat klager het beklagrecht gebruikte om te ontkomen aan behandeling. Uit de uitlatingen van klager opverschillende zittingen van de beroepscommissie begreep zij dat klager meende pas aan behandeling te kunnen toekomen indien de gang van zaken in de inrichting naar zijn wens zou zijn. Tijdens een zitting van de beroepscommissie kortvoor zijn overplaatsing naar de inrichting Flevo Future, locatie Amsterdam, heeft klager toegegeven dat het patroon van het veelvuldig vruchteloos gebruik maken van het klachtrecht contra-productief voor zijn behandeling zou zijn,indien dit patroon zich in de nieuwe inrichting zou voortzetten. De toenmalige voorzitter van de beroepscommissie, thans tweede lid van de nu optredende beroepscommissie, heeft de gedachtenwisseling aldus opgevat dat klager toen hetvoornemen heeft geuit dit patroon te doorbreken.
Desondanks heeft klager een zestal klachten bij de beklag- en beroepscommissie aangebracht waarop inmiddels is beslist, en waaromtrent het oordeel was dat zij ongegrond waren, en heeft hij, nog wel op één en dezelfde dag, deonderhavige 19 klachten ingediend. Deze klachten hebben geen enkele wezenlijke betekenis. Ook klager moet het duidelijk zijn, gezien zijn grote ervaring met het indienen van klachten, dat zij ongefundeerd zijn en derhalve geenenkele kans kunnen, en zelfs: behoren te maken bij de beklagcommissie en bij de beroepscommissie. De aandacht die deze stroom klachten van klager opeist kan niet anders dan ten koste gaan van zijn behandeling, die van overheidswegemet tal van voorzieningen wordt ondernomen om het gevaar dat van klager voor de maatschappij uit gaat te verminderen. Het beklagrecht heeft ten aanzien van klager zodoende een averechtse werking.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager de onderhavige stroom klachten opnieuw op gang gebracht om zich langs deze weg te verzetten tegen het ondergaan van behandeling en om de confrontatie met zichzelf en zijnmaatschappelijk onaanvaardbaar gedrag uit de weg te gaan.
Daarvoor is evenwel het beklagrecht niet in het leven geroepen door de wetgever. Klager gebruikt het beklagrecht voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Klager maakt van het beklagrecht derhalve misbruik.

De volgende vraag is waar dit toe dient te leiden. Het belang van de mogelijkheid dat ter beschikking gestelden zich beklagen over hun bejegening in de inrichting is van zó groot belang dat niet ieder gebruik van het beklagrecht aande toets of daarvan misbruik wordt gemaakt mag worden onderworpen. Dit wordt echter anders indien het beslag dat door één enkele klager zonder deugdelijke klachten op de voor rechtspraak beschikbare tijd van beklag- enberoepscommissie wordt gelegd, zeer onevenredig is en een verlammende werking op de uitvoering van de rechtspraaktaak heeft. Bewijs hiervan is gelegen in het tijdsverloop dat met de afdoening van de onderhavige klachten door debeklagrechter was gemoeid. Het bedoelde beslag gaat ook ten koste van andere klagers en klachten.
De beroepscommissie is dan ook van mening dat indien vastgesteld kan worden dat klager van het beklagrecht misbruik maakt, de niet-ontvankelijkheid van zijn klacht na summiere behandeling kan worden uitgesproken. De beroepscommissiewijst de beklagcommissie die deze bevoegdheid zou willen gebruiken er op, dat het misbruik objectief en per geval moet worden vastgesteld, teneinde te voorkomen dat een gegronde klacht in de stroom ongegronde onopgemerkt blijft.

Thans de vraag hoe in de voorliggende zaken te beslissen, aangezien klager dit standpunt van de beroepscommissie niet kon kennen.
De beroepscommissie zal deze beroepen thans nog op de gebruikelijke wijze afdoen. Het is aan de beklagcommissie om te overwegen om eventueel reeds weer binnengekomen of nog binnen te komen klachten af te doen in de lijn van hetvoorgaande; de afdoening van de beroepscommissie zal daarmee corresponderen.

4. De uitspraak
Ten aanzien van de onder 1 onder A bedoelde zaken:
de beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter;

ten aanzien van de onder 1 onder B bedoelde zaak:
de beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven