Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2358/GA, 12 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2358/GA

betreft: [klager] datum: 12 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het eerste onderdeel van het beklag betreft het tijdsverloop gelegen tussen het moment van aankomst in de locatie Zwolle voor omgekeerd bezoek en dat bezoek alsmede het tijdsverloop gelegen tussen het einde van het omgekeerd bezoeken het tijdstip van terugkomst in het huis van bewaring De Kruisberg te Doetinchem.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in dit onderdeel van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beklagrechter heeft het tweede onderdeel van de klacht, het niet verstrekken van een lunchpakket, gegrond verklaard maar klager geen tegemoetkoming toegekend. Het beroep richt zich – zo verstaat de beroepscommissie – tegen debeslissing om geen tegemoetkoming toe te kennen.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij van oordeel is dat hij in het eerste onderdeel van zijn klacht wel ontvankelijk had moeten worden verklaard. Voorts heeft hij gemotiveerd aangevoerd dat hij van oordeel is dat de directietekort is geschoten. Wat het niet toekennen van een tegemoetkoming betreft, is klager van oordeel dat de enkele gegrondverklaring onvoldoende genoegdoening biedt.

De directeur heeft in beroep volhardt in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het eerste onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep tegen de beslissing van de beklagrechter om geen tegemoetkoming vast te stellen geldt het volgende.
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit het gedurende langere tijd geen etenswaar of drank aangeboden krijgen.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het niet toekennen van een tegemoetkoming in dit geval niet juist is. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen,namelijk € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het eerste onderdeel van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beroep met betrekking tot de beslissing van de beklagrechter tot het niet vaststellen van een tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager eentegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven