nummer: 04/1984/GA
betreft: [klager] datum: 15 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 27 juli 2004 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Demersluis te Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2004, gehouden in de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om aanwezig te mogen zijn op een hoorzitting bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had in eerste instantie bij het NFI gevraagd of zijn bezwaarschrift niet kon worden behandeld in het h.v.b. Demersluis. Daar heeft het NFI niet aan willen meewerken. Klager heeft vervolgens ook geen enkele medewerkinggekregen vanuit het h.v.b. Klager had bezwaar gemaakt tegen een door het NFI opgemaakt rapport. Uiteindelijk is klager telefonisch gehoord door de bezwaarschriftencommissie. Er is inmiddels een uitspraak op dat bezwaar. Klager heefteen en ander echter niet goed kunnen uitleggen bij dat telefonisch horen. He bezwaar is deels ongegrond verklaard, indien klager aanwezig was geweest had hij een en ander beter naar voren kunnen brengen en was hetongegrondverklaarde deel, dat voor klager eigenlijk het zwaarste weegt, mogelijk ook gegrond verklaard.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn met klager duidelijke afspraken gemaakt met betrekking tot het telefonische horen. Voor zover de directeur bekend is, is dat horen goed verlopen. Klagers raadsvrouwe heeft daar verder ook niets meer gemeld aan de directeur.
3. De beoordeling
In artikel 26, vierde lid, van de Pbw, is het verlaten van de inrichting voor het bijwonen van gerechtelijke procedures geregeld. Dit artikel luidt:
”(...)
-4. De directeur stelt een gedetineerde in de gelegenheid onder door hem te stellen voorwaarden de inrichting te verlaten teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen:
a. (...)
c. indien de gedetineerde voor het bijwonen van de procedure een aanmerkelijk belang heeft en tegen het verlaten van de inrichting hiertoe geen overwegend bezwaar bestaat. (...)”
In het geval van klager had de directeur daarom toestemming moeten verlenen indien klager een aantoonbaar aanmerkelijk belang had bij het bijwonen van de hoorzitting bij het NFI en er geen zwaarwegende bezwaren bestonden om hem diezitting te laten bijwonen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is, mede nu klager - gelet op het onderwerp van zijn bezwaar - tijdens die hoorzitting niet uit eigen wetenschap zou kunnen verklaren, onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake was vaneen aanmerkelijk belang van klager tot het in persoon bijwonen van die hoorzitting. Er waren voor klager voldoende andere mogelijkheden om zijn standpunt aldaar kenbaar te (laten) maken en klagers persoonlijke aanwezigheid bij diehoorzitting werd door het NFI ook niet geëist.
Dit maakt dat de aangevallen beslissing van de directeur niet is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl ook niet kan worden gezegd dat die beslissing – bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen – onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met wijziging van gronden, worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. U. van de Pol en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 november 2004
secretaris voorzitter