nummer: 04/1975/GA
betreft: [...] datum: 12 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2004 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2004, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, wegens provocerend, gezagsondermijnend en dreigend gedrag van klager richting het personeel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was met een groep medegedetineerden onderweg van de afdeling naar de werkzaal. Hij heeft zich onderweg dusdanig gedragen, dat de penitentiair inrichtingswerker (piw’er) die de groep begeleidde het nodig vond om vijf collega’ster assistentie te vragen. Dat gebeurt niet zomaar. Klager is onder begeleiding teruggebracht naar de afdeling. Daar aangekomen wilde hij meteen verhaal gaan halen bij de aldaar aanwezige piw’er. De situatie is door de opsteller vanhet rapport als zeer dreigend ervaren. Het is gebruikelijk dat bedreigingen woordelijk in een rapport worden opgenomen ter feitelijke onderbouwing. In dit geval is niet genoteerd waaruit de dreiging bestond. Het gevoel van de piw’eris voor de directeur echter ook een feit. Het betreft hier een ervaren personeelslid.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Gelet op hetgeen ter zitting en uit de stukken naar voren is gekomen stelt de beroepscommissie vast dat tijdens het overbrengen van klager en een groep medegedetineerden naar de werkzaal vijf personeelsleden ter assistentie zijngevraagd. Bij terugkomst op de afdeling heeft klager zich dusdanig jegens een personeelslid uitgelaten, dat deze de situatie als dreigend heeft ervaren. Hoewel een feitelijke onderbouwing in het verslag wenselijk is, concludeert deberoepscommissie in dit geval dat er dreiging jegens het personeel aanwezig is geweest. De oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen is onder die omstandigheden niet onredelijkof onbillijk te noemen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 november 2004
secretaris voorzitter