Nummer: 04/2184/GB
Betreft: [klager] datum: 8 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 augustus 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) te Rotterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 april 2004 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. te Breda.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij wil graag naar het h.v.b. in Rotterdam omdat hij daar wel medicinale marihuana verstrekt krijgt met toestemming van de arts en de directie. In het h.v.b. te Breda wordt deze verstrekking geweigerd omdat het medisch nietnoodzakelijk wordt geacht. De officier van justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen overplaatsing van klager.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn verzoek onvoldoende onderbouwd en overigens zijn de aangevoerde argumenten niet zwaarwegend genoeg. De reisafstand Rotterdam-Breda is acceptabel.
Naar aanleiding van het ingestelde beroep heeft de selectiefunctionaris bij beslissing van 15 oktober 2004 alsnog besloten aan klagers verzoek tegemoet te komen.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 18 Pbw staat tegen de afwijzing van een verzoek om overplaatsing rechtstreeks beroep open bij de Raad. Hier is klager bij de afwijzende beslissing op gewezen. Desondanks heeft klager een bezwaarschriftingediend tegen de beslissing. Het had op de weg van de selectiefunctionaris gelegen dit bezwaarschrift ter verdere behandeling door te sturen naar de Raad. De selectiefunctionaris heeft echter op het bezwaar beslist en klagerniet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Tegen deze laatste beslissing heeft klager wel beroep ingesteld.
Hoewel klager in eerste instantie reeds op de juiste rechtsgang was gewezen, zal de beroepscommissie, nu de selectiefunctionaris heeft verzuimd het – op zich tijdig – tegen de afwijzende beslissing ingediende bezwaarschrift terverdere behandeling door te sturen naar de Raad, klagers beroep inhoudelijk beoordelen.
4.2. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet, ofschoon deze op de ten tijde van het nemen ervan op basis van de bij hem bekende gegevens niet in strijd met de wet of alsonredelijk of onbillijk kon worden aangemerkt, thans bij afweging van alle in aanmerking komende belangen wel als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager eerst bij instellen van hetberoep zijn motieven om naar Rotterdam te willen, namelijk vanwege de aldaar toegestane verstrekking van medicinale marihuana, duidelijk heeft kenbaar gemaakt. De selectiefunctionaris heeft in zijn reactie op het ingestelde beroepaangegeven dat de gronden van het beroep aanleiding vormden tot een heroverweging over te gaan. Gelet op vorenstaande dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
Nu de selectiefunctionaris voorts heeft beslist klager in het door hem gewenste h.v.b. te doen plaatsen, zal de selectiefunctionaris niet worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 november 2004
secretaris voorzitter