Nummer: 04/2151/GB
Betreft: [klager] datum: 8 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. Ausma, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 6 september 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing dat de tenuitvoerlegging van de aan haar opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet kan worden ondergaan door toepassing vanelektronische detentie ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klaagster was geselecteerd voor elektronische detentie. Op 3 juni 2004 is door de selectiefunctionaris beslist dat klaagster niet (meer) in aanmerking kwam voor elektronische detentie.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klaagster is na het indienen van haar pro forma bezwaarschrift niet in de gelegenheid gesteld tot het indienen van nadere gronden.
Het is niet terecht dat klaagster niet meer in aanmerking komt voor elektronische detentie. Klaagster is tot twee maal toe niet verschenen op het intakegesprek, omdat zij een bijstandsuitkering ontvangt en haar financiële middelenontoereikend zijn om de reis naar Haarlem, waar deze gesprekken zouden plaatsvinden, te maken. Zij heeft, eveneens uit kostenoogpunt, geen vaste of mobiele telefoon, zodat zij telefonisch geen contact heeft kunnen opnemen teneindede afspraak te verzetten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster is opgeroepen voor het voeren van een intakegesprek op 9 augustus 2004, maar is niet op die afspraak verschenen. Desondanks is zij nogmaals uitgenodigd, op 23 augustus 2004, en verscheen zij wederom niet op die afspraak.Om die reden is besloten om klaagster niet meer in aanmerking te laten komen voor tenuitvoerlegging van de aan haar opgelegde vrijheidsstraf door toepassing van elektronische detentie.
4. De beoordeling
4.1. Bij wijze van experiment bestaat de mogelijkheid voor zelfmelders, aan wie een vrijheidsstraf is opgelegd van maximaal drie maanden, om in plaats daarvan elektronische detentie te ondergaan.
4.2. Klaagster heeft zich middels een zogenaamde overeenkomst elektronische detentie d.d. 30 juni 2004 bereid verklaard om elektronische detentie te ondergaan. Vervolgens is zij tot twee maal toe niet verschenen op haar afspraakvoor een intakegesprek, onder meer gericht op het haar in kennis stellen van de voorwaarden verbonden aan het ondergaan van de detentie in het kader van elektronische detentie. De verklaring dat zij de reis te kostbaar vond enevenmin in de gelegenheid was de afspraak telefonisch af te zeggen, acht de beroepscommissie volstrekt onvoldoende. Klaagster had immers ook per post, via de telefoon van kennissen of door tussenkomst van haar raadsman kunnenreageren.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is mitsdien niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.
5 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 8 november 2004
secretaris voorzitter