Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1973/GA, 10 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 04/1973/GA

betreft: [klager] datum: 10 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voornoemde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
1. de vermissing van kleding bij gelegenheid van klagers overplaatsing vanuit de p.i. Vught naar de p.i. Amsterdam;
2. de vermissing van sieraden na voornoemde overplaatsing van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag op onderdeel 1. gegrond en op onderdeel 2. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel 1.
Klager wil dat de inrichting op zijn plaats wordt gezet en hij wil een tegemoetkoming. Hij heeft veel minder kleren teruggekregen dan hij eerder in twee grote vuilniszakken had gestopt en afgegeven.
Met betrekking tot onderdeel 2.
Klager kwam binnen bij het bad van Vught en zou naar unit 6 worden overgeplaatst. Vanwege eerdere problemen in Maastricht, waar sieraden van klager waren gestolen door medegedetineerden, heeft hij zijn sieraden afgegeven. Het gaatom een ring, een horloge en een ketting. Deze zijn met onder andere zijn paspoort en huisvestingspapieren in een doorzichtige zak gestopt. Deze zak is verzegeld. Klager heeft geen formulier getekend. Hij werd plotselingovergeplaatst naar Amsterdam. Toen zijn sieraden daar niet aankwamen, heeft een personeelslid voor hem naar Vught gebeld. Daar konden ze niets vinden. Klager heeft in Maastricht gewoon zijn sieraden gedragen, dat kan nagevraagdworden. De chauffeur van DV&O die klager naar Vught heeft overgebracht heeft ook gezien dat klager sieraden droeg.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is een en ander nagegaan, maar er zijn geen sieraden van klager te vinden.
Als klager zijn sieraden bij het bad had afgegeven, dan waren deze in een zak gestopt met een rits. Die zak wordt dan verzegeld en de gedetineerde tekent daar dan voor. De zak met het getekende formulier wordt vervolgensgeadministreerd bij het bureau bevolking en gaat daarna in de kluis. Op een formulier staat de inhoud van de zak aangegeven. Een dergelijk formulier is van klager niet gevonden.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel 1.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager ongemak heeft ondervonden als gevolg van de vermissing van zijn kleding. De beslissing van de beklagcommissie om klager geen tegemoetkoming toe te kennen is derhalve onjuist. Deberoepscommissie zal bepalen dat klager na te noemen tegemoetkoming dient te worden toegekend.

Met betrekking tot onderdeel 2.
De beroepscommissie stelt vast dat de sieraden die klager stelt te missen op geen enkele wijze zijn geregistreerd. Hiermee is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van vermissing van aan klager toebehorende sieraden. Hetberoep zal dan ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel 1. gegrond en bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraakvan de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven