nummer: 04/1599/GA
betreft: [klager] datum: 5 november 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda,
gericht tegen een uitspraak d.d. 2 juli 2004 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2004, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Breda heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering klager voor hele dagen toe te laten op de werkzaal.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
In de p.i. Breda hebben gedetineerden recht op halve dagen werk. Een minderheid wordt in de gelegenheid gesteld om hele dagen te werken. Deze gunst wordt verleend als een gedetineerde goed presteert. Na een periode vanarbeidsongeschiktheid wordt door de werkmeester bezien of de betreffende gedetineerde qua productiviteit opnieuw voldoende in staat is om hele dagen te werken.
Klager is in week 17 tot 26 april 2004 arbeidsongeschikt verklaard omdat hij in een dip zat. Op 26 april 2004 is de termijn door de arts verlengd tot 10 mei 2004. Op die dag is hij weer gaan werken op de afdeling metaal, waar hijvoordien ook werkzaam was. Op 13 mei 2004 werd door de werkmeester gerapporteerd dat klager nog niet helemaal de oude was en dat het nog onzeker was hoe zijn (werk)houding qua productiviteit zich zou gaan ontwikkelen. Om die redenis klager niet in de gelegenheid gesteld hele dagen te gaan werken.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik werkte hele dagen op de afdeling metaal. Na de periode van arbeidsongeschiktheid mocht ik aanvankelijk niet terug naar de afdeling. Nadat ik hiertegen bezwaar had gemaakt werd ik voor halve in plaats van hele dagen toegelaten.Dit op basis van het gegeven dat mijn inzet verminderd zou zijn. Dit verbaast mij, omdat ik voor mijn arbeidsongeschiktheid juist te horen had gekregen dat mijn inzet erg goed was en ik door een andere afdeling om die reden benaderdwas om daar te komen werken.
3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat binnen de p.i. Breda uitgangspunt is dat gedetineerden halve dagen kunnen werken. Op enkele werkplekken, waar het werkaanbod toereikend is, kan worden toegestaan dat eengedetineerde hele dagen werkt. Vastgesteld kan worden dat het aanbieden van hele dagen werk aan een gedetineerde geen recht is, maar een gunst.
In het onderhavige geval is komen vast te staan dat klager, nadat de arts had vastgesteld dat hij arbeidsongeschikt was, en dit voor een bepaalde termijn zou blijven, na ommekomst van die termijn voor een nieuw bepaalde termijn nogsteeds arbeidsongeschikt werd geacht. Aanvankelijk was de arbeidsplaats van klager vrijgehouden, maar na de verlenging van de periode van arbeidsongeschiktheid is deze plek opgevuld door een andere gedetineerde. Op het moment datklager aangaf weer te willen werken en er voor hem ook een arbeidsplaats beschikbaar was, kon klager terugkeren naar de arbeidszaal. Vanaf dat moment was het aan de werkmeester te beoordelen of klager naar behoren functioneerde enof hij, qua productiviteit, in staat geacht werd hele dagen te werken. Nu de werkmeester hiervan niet overtuigd was, kan aan de directeur geen onzorgvuldig handelen verweten worden betreffende het door klager voor halve dagendeelnemen aan het arbeidsproces.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.W.P. Verheugt en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 5 november 2004
secretaris voorzitter