Nummer: 04/2124/GB
Betreft: [klager] datum: 27 oktober 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 25 augustus 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 1 juli 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de huis van bewaring-unit van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Op 29 april 2004 is hij geplaatst in de gevangenis-unit van de locatie Dordtse Poorten teDordrecht, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting als volgt toegelicht.
Klager wil zijn leven op een goed spoor zetten en zal met uiteindelijk een penitentiair programma beter vooruit kunnen komen om vervolgens nooit meer in zo’n soort situatie terecht te komen. Hij is niet van plan om de slachtoffersop te zoeken. Hij wil een normaal leven met zijn vriendin beginnen. Klager hoopt dat hij geplaatst kan worden in een beperkt beveiligde inrichting met eventueel daaraan verbonden een soort stad/straatverbod in verband met deslachtoffers. Klager wordt verweten dat de aangeefsters door hem in de psychische problemen zijn gekomen. Dit is niet juist. Beide meisjes waren al actief in de prostitutie en hadden ook al psychische problemen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een minderjarig meisje samen met een ander, het aanzetten tot prostitutie van twee minderjarige meisjes en bedreiging. Klager ontkent en bagatelliseert een en ander. Klagerwordt door de inrichting omschreven als een vriendelijke en correcte man, die deelneemt aan alle activiteiten. Op de arbeid levert hij minimaal werk af. Hij is nimmer disciplinair gestraft. Klager heeft tweemaal algemeen verlofaangevraagd, hetgeen hem geweigerd is op grond van het negatieve advies van het openbaar ministerie, inhoudende dat klager veroordeeld is voor een ernstig zedendelict. Een van de slachtoffers verbleef ten tijde van deverlofaanvraag nog in een psychiatrisch ziekenhuis. Ook de inrichting heeft een negatief advies uitgebracht terzake van het selectievoorstel. Op grond van het bovenstaande is klagers verzoek tot plaatsing in een meer open settingafgewezen, mede in verband met de zwaarte en de aard van het delict waarvoor klager veroordeeld is. Het belang van met name de slachtoffers wordt in deze boven het belang van klager gesteld.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerkinggedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. In verband met de ernst van de door klager gepleegde zedendelicten en de maatschappelijke onrust, die verlofverlening zou kunnen veroorzaken bij de slachtoffers, hebben de directeur van de inrichting, politie en de officier vanjustitie negatief geadviseerd. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 oktober 2004
secretaris voorzitter