nummer: 04/2329/GV
betreft: [klager] datum: 28 oktober 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 september 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De beslissing is enkel gebaseerd op het negatieve advies van de politie. Dit iszeer vreemd, omdat hetgeen waar zij op doelen vijftien jaar geleden heeft plaatsgevonden en thans absoluut niet meer aan de orde is. Klager wordt zodoende gestraft voor iets van vijftien jaar geleden, waar hij toen al voor gestraftis. In de tussentijd heeft er niets meer plaatsgevonden en van slachtoffers is al helemaal geen sprake. De officier van justitie en de inrichting hebben positief geadviseerd terzake van verlofverlening. Verzocht wordt om klageralsnog verlof te verlenen, opdat hij aanwezig kan zijn bij de 93e verjaardag van zijn moeder.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen omdat er gelet op de beschikbare informatie geen enkel vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Gelet op de aard van de door klager gepleegde delicten gerelateerd aan het negatieve advies van depolitie wordt het onverantwoord geacht om klager verlof te verlenen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Noordsingel heeft uitgaande van het gedrag en het functioneren van klager in de inrichting gesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor verlofverlening.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Dordrecht heeft positief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft geadviseerd om klager geen verlof te verlenen in verband met ernstig gevaar voor recidive van zedenmisdrijven en gevaar voor verstoring van de openbare orde en veiligheid.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 februari 2005.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.
Klager is gedetineerd in verband met kinderpornografie. Klager is eerder veroordeeld voor ontucht met minderjarigen en kinderpornografie maar deze veroordelingen dateren respectievelijk van 1986 en 1989 en klager is terzakeveroordeeld tot vrijwel geheel voorwaardelijke gevangenisstraffen van korte duur. Het negatieve advies van de politie lijkt op deze eerdere veroordelingen te zijn gebaseerd en niet op het bezit van kinderpornografie. Deberoepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden onvoldoende zwaarwegende contra-indicatie vormen voor verlofverlening. Mede gelet op de positieve adviezen van de directeur van de inrichting en van de officier vanjustitie, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister niet op goede gronden rust. De beroepscommissie zal de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen, zomogelijk vóór 29 oktober 2004. Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 oktober 2004
secretaris voorzitter