Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2038/GA, 26 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 04/2038/GA

betreft: [klager] datum: 26 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 augustus 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 oktober 2004 gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en dhr. [...], unit-directeur bij de locatie Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van kleding, die zich in klagers fouillering bevond, na externe overplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vanuit de locatie Zwolle moesten er vijf dozen worden nagezonden en er zijn er maar vier nagezonden. Klager had een doos met kleding, van onder andere de merken Versace, Armani en Hugo Boss, die hij goed wilde houden in defouillering laten opslaan. Deze doos is niet aangekomen in Zutphen. De doos met kleding is tussentijds niet uit de fouillering gehaald. Het zou kunnen dat klager de verklaring gedateerd 2 april 2004 heeft getekend, waarin vermeldstaat dat hij de eerder in bewaring gegeven goederen heeft ontvangen en voor de ontvangst waarvan de inrichting finale kwijting wordt verleend. Hij dacht dat dat de gewone procedure was en heeft er niets achter gezocht. Voorts heeftklager een doosje meegenomen tijdens zijn eigen vervoer door DV & O, maar dit doosje kwam niet uit de fouillering en bevatte niet de vermiste kleding. De vier dozen, die zijn verzonden vanuit Zwolle en ook zijn aangekomen inZutphen, zijn door klager zelf ingepakt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er zijn vier dozen verzonden vanuit Zwolle en er zijn ook vier dozen aangekomen in Zutphen. Voorts heeft klager zelf eendoos meegenomen tijdens zijn vervoer door DV & O. De unit-directeur heeft verzocht om nadere informatie in te winnen bij de badmeester.

Op een later moment heeft de badmeester bij de locatie Zwolle lijsten aan de beroepscommissie overgelegd, waaruit volgt dat klagers fouillering op 4 november 2003 is uitgevoerd door klagers familie. Aan klager wordt een afschriftvan deze lijsten toegezonden.

3. De beoordeling
Tijdens het onderzoek ter zitting is vast is komen staan dat klagers fouillering op 4 november 2003 met klagers toestemming door zijn familie is uitgevoerd. Dit maakt dat de beroepscommissie van oordeel is dat de stelling van klagerdat de directeur van de locatie Zwolle verantwoordelijk zou zijn voor de vermissing van de voorwerpen, die zich in klagers fouillering bevonden, niet juist kan zijn. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en deuitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven