Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1759/GA, 15 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1759/GA

betreft: [klager] datum: 15 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 juli 2004 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2004, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.M.P. Jongsma, gehoord.
De directeur van de locatie De IJssel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Desgevraagd is door de directeur een schriftelijke weergave van de door hem in zijn schriftelijke reactie op hetberoep genoemde telefoontaps opgestuurd. Klager en zijn raadsman hebben hiervan een afschrift gekregen. Klagers raadsman is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen en overplaatsing naar een andere inrichting, naar aanleiding van anonieme informatie over klagers betrokkenheidbij de voorbereiding van een gijzeling met gebruik van geweld.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Alles is terug te voeren op een anonieme brief. Klager begrijpt dat een plaatsing in afzondering noodzakelijk is voor het doen van onderzoek, maar er is in zijn geval achteraf niets bewezen en nu verblijft hij in een inrichting meteen regime van beperkte gemeenschap in Vught. Uit klagers gedragsrapportage komt naar voren dat hij zich goed gedraagt. Klager weet heel goed waar de grenzen liggen. Hij is gedurende zijn detentie tweemaal reiniger geweest en hijwas gedecolid. Hij zat goed in De IJssel. Door de anonieme informatie is alles veranderd. Klager heeft een idee van wie de informatie afkomstig kan zijn geweest. Het is erg gemakkelijk om iemand die je niet mag op deze manier indetentie te pakken. Klager stond recent niet op de lijst van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden. De in de informatie genoemde gedetineerde [A] was al in vrijheid. Gedetineerden [B], Dijksman en klager werden in de isoleercelgeplaatst. Gedetineerde [B] vertelde de directeur dat hij twee weken eerder met verlof was geweest en er dus niet bij betrokken kan zijn. Hij werd hierop weer teruggeplaatst op de afdeling en heeft geen straf gekregen. Klager vindtdit onbegrijpelijk en oneerlijk ten opzichte van hem. Klager is via Alphen aan den Rijn naar Vught overgeplaatst. In Alphen aan den Rijn vonden ze hem geschikt voor een regime van algehele gemeenschap. Klager wil graag weer terugnaar Alphen aan den Rijn. Het liefst zou hij weer teruggaan naar Krimpen aan den IJssel, maar hij begrijpt dat daar te veel is gebeurd.

Door de raadsman is nog het volgende aangevoerd.
Uit de brief van het meldpunt GRIP komt naar voren dat er vooralsnog geen relevante informatie is met betrekking tot de voorgenomen ontvluchting. Over de betrouwbaarheid van de bron kan geen oordeel worden gevormd. Desalniettemin isde anonieme informatie voor de directeur en de selectiefunctionaris voldoende reden geweest om klager in afzondering te plaatsen en vervolgens over te plaatsen. De directeur verwijst in zijn schriftelijke toelichting op het beroepnaar telefoontaps. De raadsman wil hier graag opheldering over, want telefoontaps zijn nog niet eerder in de procedure gesteld. De raadsman ziet de telefoontaps graag toegevoegd aan het dossier om een beter beeld te krijgen. Voortszou de raadsman graag een nadere toelichting van het GRIP krijgen omtrent de betrouwbaarheid van de bron, omdat de GRIP informatie door de directeur naast de telefoontaps als bewijs wordt genoemd.
In reactie op de door de directeur opgestuurde telefoontaps geeft de raadsman aan dat de gesprekspartners van gedetineerde Dijksman zijn geanonimiseerd. Het blijft derhalve onduidelijk met wie hij contact had. Uit de telefoontapsblijkt niets van een op handen zijnde uitbraak. Er wordt gesproken over een brief. Er is onvoldoende grond om aan te kunnen nemen dat over een wapen wordt gesproken. Klagers naam wordt in de telefoontaps niet genoemd. Klager is opzeer wankele basis in de isoleercel geplaatst en overgeplaatst. De GRIP-informatie en de inhoud van de telefoontaps geven onvoldoende grond om deze maatregelen jegens klager te rechtvaardigen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager werd genoemd in de anonieme brief. De GRIP informatie alsmede de telefoontaps bevestigden wat in de brief is geschreven. Het voorgaande gecombineerd met het feit dat klager langgestrafte is en veroordeeld is voor zwaregeweldsdelicten, heeft de directeur tot de bekende maatregelen doen besluiten. Achteraf is er inderdaad niets bewezen. De directeur heeft echter op basis van ernstige vermoedens gehandeld, hetgeen voldoende grond was voor deondernomen acties.
Desgevraagd heeft de directeur een schriftelijke weergave van de telefoontaps gestuurd. Het betreft telefoontaps van gedetineerde Dijksman, medegedetineerde van klager en betrokken in dezelfde zaak. De directeur heeft de inhoud vande gesprekken bezien in het licht van de geleverde informatie die inhield dat ex-gedetineerde [A] een wapen zou leveren dat via het bezoek binnen zou worden gebracht.

3. De beoordeling
Voorzover de klacht is gericht tegen klagers overplaatsing naar een andere inrichting, overweegt de beroepscommissie dat de beslissing tot overplaatsing is voorbehouden aan de selectiefunctionaris. De directeur adviseert deselectiefunctionaris over een overplaatsing. Dit advies is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager had door de beklagcommissie op dit onderdeel dan ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijnbeklag.

Namens klager is verzocht om nadere inlichtingen van het GRIP omtrent de betrouwbaarheid van de bron. Het is niet noodzakelijk om nadere inlichtingen over de betrouwbaarheid van het bericht van GRIP in te winnen, nu is gesteld datdeze informatie niet afkomstig is van een Criminele inlichtingen eenheid en volgens de bij circulaire voor het GRIP vastgestelde procedure de landelijk officier zich in een dergelijk geval onthoudt van een oordeel over debetrouwbaarheid, omdat zulks niet te geven is.

Op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de in artikel 23, eerste lid, Pbw genoemde gronden. De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager inafzondering is geplaatst op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, Pbw (“indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk is”).

De beslissing tot plaatsing in afzondering van klager, zoals deze in beklag aan de orde is gesteld, is niet in strijd met de wet.
Gelet op de inhoud van de anonieme brief, het Grip-rapport en de weergave van de telefoontaps is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagenbij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
Voorzover de klacht is gericht tegen het advies omtrent klagers overplaatsing vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart zij klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 15 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven