Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2004/GB, 11 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2004/GB
Betreft: [klager] datum: 11 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. van ’t Land, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 augustus 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 maart 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Lelystad. Op 17 september 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager heeft aangegeven in aanmerking te willen komen plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. De inrichting heeft daar in het selectieadvies positief op geadviseerd. Politie en het Openbaar Ministerie hebben een negatiefadvies gegeven, op grond waarvan de selectiefunctionaris heeft besloten tot plaatsing in een gesloten inrichting. De politie adviseert met name negatief omdat men bang is voor recidive. Een strafblad is evenwel geen reden om klagerniet in aanmerking te laten komen voor detentiefasering. Het argument van de politie dat een eventueel verlof van klager onrust zal oproepen in zijn nabije omgeving, gaat niet op. Klagers verlofadres zal zijn gelegen in een anderebuurt dan waar hij voorheen verbleef, terwijl daarnaast die kans op onrust niet kleiner zal zijn als klager over twee maanden in aanmerking komt voor algemeen verlof. Klager heeft inmiddels met succes een reïntegratietraininggevolgd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is conform het selectieadvies van de inrichting geplaatst in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. Het Openbaar Ministerie is om advies gevraagd ten aanzien van de detentiefasering van klager. Dat advies isnegatief. Redenen daarvoor zijn dat klagers vonnis pas kort onherroepelijk is, er sprake is van recidivegevaar en de door klager gepleegde feiten ernstig van aard zijn. Gelet daarop worden eventuele verlofmogelijkheden te vroeggeacht. Ook de politie heeft negatief geadviseerd. Klagers gedrag was voor de selectiefunctionaris aanleiding om in de selectiebeslissing en in de beslissing op het bezwaar aan te geven dat klager, indien hij dit gedrag handhaaft inde toekomst wel voor detentiefasering in aanmerking zal komen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Lelystad is een voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Door en namens klager is gesteld dat hij in aanmerking dient te komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Blijkens het selectieadvies van de inrichting adviseert deze om klager te plaatsen in een inrichting meteen regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. De inrichting is mede tot dit advies gekomen op grond van – ten aanzien van eventuele detentiefasering – negatieve adviezen van politie en justitie. Bij debeoordeling van de vraag of klager met onmiddellijke ingang voor detentiefasering – en dus voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting – in aanmerking dient te komen spreekt in klagers voordeel dat zijn gedrag in deinrichting geen aanleiding geeft tot enigerlei negatief oordeel omtrent zijn persoon. Op zich zelf bezien zou dit reden kunnen zijn voor een dergelijke plaatsing. De omstandigheden dat klager inmiddels al een behoorlijk strafbladheeft opgebouwd, hij terzake van aan geweld gerelateerde misdrijven is veroordeeld en dat zijn veroordeling nog pas onlangs onherroepelijk is geworden, zijn evenwel vooralsnog een contra-indicatie voor een plaatsing in een (zeer)beperkt beveiligde inrichting. Het hiervoor overwogene in onderling verband en samenhang beziend, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de
op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd is met de wet en dat die beslissing, bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
De beroepscommissie gaat er daarbij van uit dat klager, indien zijn positieve gedrag niet gewijzigd zal zijn, in de nabije toekomst in aanmerking komt voor detentiefasering.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven