Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1163/GM, 5 oktober 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-10-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1163/GM

betreft: [klager] datum: 5 oktober 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 1 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door de verpleegkundige verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 19 mei 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam is klager gehoord.

Geen vertegenwoordiger van de medische dienst is ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 13 maart 2004, betreft het geen doorgang vinden van de afspraak met de tandarts op 11 maart 2004, alsmede het niet verstrekken van devoorgeschreven medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Het wegens een ontsteking door de verpleegkundige noodzakelijk geachte en afgesproken consult bij de tandarts op 11 maart 2004 is niet doorgegaan. Op 4 maart 2004 heeft de tandarts na het trekken van een verstandskies de wond nietgoed schoon gemaakt, waarna de wond is ontstoken. Klager verbleef op 11 maart 2004 in de strafcel. Hij heeft die dag gemeld dat hij naar de tandarts moest, waarop is hem medegedeeld dat hij wel zou worden opgeroepen. De wond bloeddeen was zeer pijnlijk. Bij gelegenheid van het bezoek aan de strafcel op 12 maart 2004 heeft de verpleegkundige geweigerd naar de ontsteking te kijken en verklaard dat er de vorige dag wellicht iets is misgegaan met detandartsenafspraak. De verpleegkundige zei niet te weten wie klagers naam op de afsprakenlijst heeft geschrapt. De eerder voorgeschreven brufen 400 en spoelvloeistof diende klager tweemaal daags te gebruiken. In de strafcel kreeghij slechts eenmaal per dag op het moment dat hij mocht douchen daartoe de gelegenheid. De verpleegkundige heeft hem gedurende de acht dagen van verblijf in de afzonderings- en strafcel slechts eenmaal bezocht. Wegens deverplichting wekelijks de medicatie te verversen is op 15 maart 2004 opnieuw brufen en spoelvloeistof voorgeschreven, echter zonder een bezoek aan klager in de strafcel.
Op grond van artikel 42 Pbw heeft klager recht op medisch noodzakelijke behandeling. Deze is hem geweigerd. Uiteindelijk heeft klager een week later dan afgesproken vanuit de strafcel de tandarts bezocht. Hij heeft daardoor een weeklanger veel pijn gehad en nauwelijks de standaardmaaltijden kunnen nuttigen.

De verpleegkundige heeft het volgende standpunt ingenomen.
Op 4 maart 2004 is klager door de tandarts behandeld (ex 38). Op 8 maart 2004 heeft de verpleegkundige klager brufen 400 en spoelvloeistof voorgeschreven wegens hevige napijn en hem voor controle op de tandartsenlijst gezet. Tijdenshet bezoek van de verpleegkundige aan klager op 12 maart 2004 in de strafcel, alwaar klager verbleef wegens het ernstig verwonden van een medegedetineerde, heeft klager gezegd de vorige dag niet te zijn opgeroepen voor het consultbij de tandarts. De verpleegkundige sluit niet uit dat wegens de heftigheid van het voorval en na gedragsobservatie uit veiligheidsoverwegingen is beslist de afspraak met de tandarts een week te verzetten. In geval van het ontbrekenvan een dringende noodzaak, dan wel het verkeren in een zodanige psychische toestand door de gedetineerde dat het voor zijn gemoedsrust beter is om hem tot rust te laten komen kunnen, kan worden beslist tot uitstel van bezoek aan detandarts. Heftige kiespijnklachten zijn altijd reden voor een spoedconsult bij de tandarts. Gelet op de situatie rondom klager heeft hij geen dringende reden gegeven voor een spoedconsult vanuit de strafcel. Op 15 maart 2004 zijnopnieuw brufen en spoelvloeistof voorgeschreven, waarna klager op 18 maart 2004 de tandarts heeft bezocht. Deze heeft apernyl ingebracht.

3. De beoordeling
Op maandag 8 maart 2004 heeft de verpleegkundige klager na het trekken door de tandarts van een verstandskies op 4 maart 2004 wegens forse napijn brufen 400 en spoelvloeistof verstrekt. Tevens heeft de verpleegkundige controle doorde tandarts noodzakelijk geacht, waartoe hij een afspraak op 11 maart 2004 met de tandarts voor klager heeft gemaakt.
Blijkens het door de medische dienst bijgevoegde rapport d.d. 10 maart 2004 is klager die dag om(streeks) 16.45 uur in afzonderingscel geplaatst na gebruik van geweld jegens een medegedetineerde, bij wie de medische dienst spoedigeen door klager geslagen, gebroken neus heeft vastgesteld. Het verblijf in de afzonderingscel is op 11 maart 2004 te 19.30 uur gevolgd door een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen.
Klager stelt dat de wond bloederig was en veel pijn veroorzaakte. Aannemelijk is, mede gelet op het verdere verloop, dat sprake is geweest van een ontsteking, waarvan bekend is dat deze een veelvoorkomend, zeer pijnlijk gevolg isvan een tandheelkundige behandeling als de onderhavige. Onder dergelijke omstandigheden dient de tandarts te worden geconsulteerd. Daaraan staat in beginsel verblijf in de afzonderings- of strafcel niet in de weg. In het geval vanklager is niet gesteld of gebleken dat zijn bezoek aan de tandarts uit enig oogpunt niet verantwoord was. Het feit dat de verpleegkundige geen zorg ervoor heeft gedragen dat klager op 11 maart 2004 de tandarts heeft kunnenconsulteren, omdat hij kennelijk door diens toedoen van de consultlijst is afgevoerd, moet onder voornoemde omstandigheden in strijd worden geacht met de zorg die ten opzichte van klager betracht behoorde te worden. Het beroep zalin zoverre dan ook gegrond worden verklaard.
Met betrekking tot het eenmaal in plaats van tweemaal daags in de gelegenheid zijn gesteld tot het gebruik van brufen 400 en de spoelvloeistof tijdens het verblijf in de strafcel merkt de beroepscommissie op dat krachtens artikel42, vierde lid, onder a, Pbw de directeur verantwoordelijk is voor de verstrekking van de voorgeschreven medicijnen. Niet gebleken is dat de feitelijke uitreiking van medicijnen in de inrichting geschiedt door personeel van demedische dienst. Nu dit onderdeel van de klacht een beslissing namens de directeur betreft, waartegen krachtens artikel 60 Pbw beklag had kunnen worden ingesteld, zal klager in dit onderdeel van zijn klacht niet-ontvankelijk wordenverklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op het niet in de gelegenheid zijn gesteld de tandarts te consulteren gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Vught toekomende tegemoetkoming op
€ 25,-.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voorzover deze betrekking heeft op het niet verstrekken van de voorgeschreven medicatie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en I.A. de Graaff, verpleegkundige, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden,secretaris, op 5 oktober 2004

secretaris voorzitter

Naar boven