nummer: 04/1545/TP
betreft: [klager] datum: 4 oktober 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 2 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De Minister is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het beroep te reageren en klager en zijn raadsman mr. N.A. Heidanus zijn in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten.
De beroepscommissie acht zich in het licht van de op 19 augustus 2004 genomen beslissing (04/574/TP), die aan de uitspraak is gehecht, aan de hand van de onderliggende stukken voldoende ingelicht.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 3 mei 2004 verlengd tot en met 31 juli 2004.
2. De feiten
Verwezen wordt naar de bovenvermelde (04/574/TP).
3. De beoordeling
Namens de Minister is gesteld dat klager niet-ontvankelijk in het beroep dient te worden verklaard, nu dit te laat door hem is ingediend. Gelet op de inhoud en aard van klagers schrijven d.d. 7 september 2004, het schrijven van deraadsman d.d. 9 september 2004, waarin de raadsman de psychische conditie van klager en de stoornissen, die bij hem gediagnosticeerd zijn, benadrukt en klagers detentieongeschiktheid, is de beroepscommissie van oordeel dat, hoewelklager de termijn van artikel 58, vijfde lid, Bvt heeft overschreden, dit verzuim klager redelijkerwijs niet kan worden toegerekend.
Het onderhavige beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister tot verlenging van klagers wachttermijn van 3 mei 2004 tot en met 31 juli 2004. Ten tijde van die beslissing had de Minister de uitspraak d.d. 19 augustus 2004(04/574/TP) inzake een eerder beroep van klager nog niet ontvangen. Bij die uitspraak heeft de beroepscommissie overwogen dat de vorige beslissing van de Minister tot verlenging van de wachttermijn van 3 februari 2004 tot 3 mei 2004onredelijk en onbillijk moet worden geacht, omdat een langer verblijf van klager in een p.i. gelet op zijn psychische conditie niet verantwoord kon worden geacht. De beroepscommissie heeft bij die uitspraak die beslissing totverlenging van de wachttermijn vernietigd.
Deze uitspraak brengt mee dat de thans bestreden beslissing eveneens onredelijk en onbillijk is. Derhalve is ook het onderhavige beroep gegrond en dient de thans bestreden beslissing eveneens te worden vernietigd.
De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 76, derde lid, Pbw in verbinding met artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.
Gelet op het bepaalde in artikel 66, zesde en zevende lid, Bvt dient klager een tegemoetkoming te worden geboden nu de rechtsgevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan zijn te maken. Er behoeft evenwel geen tegemoetkoming meervastgesteld te worden, nu de beroepscommissie bij bovengenoemde uitspraak d.d. 19 augustus 2004 reeds een tegemoetkoming heeft vastgesteld die ook de periode van 3 mei 2004 tot aan de datum van daadwerkelijke plaatsing bestrijkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 oktober 2004
secretaris voorzitter