Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1575/GA, 30 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 04/1575/GA

betreft: [klager] datum: 30 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij huis van bewaring (h.v.b.) Het Schouw te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2004, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is klager gehoord. De unit-directeur van het h.v.b. Het Schouw heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting teverschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het openen van aan klager gerichte geprivilegieerde post.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft slechts uitspraak gedaan over het openen van post van klagers advocaat, terwijl hij in zijn klaagschrift heeft aangegeven dat het om het openen van juridische post in het algemeen gaat. Klager laat een aantalenveloppen zien die duidelijk herkenbaar zijn en afkomstig van de rechtbank, het openbaar ministerie, zijn advocaat, de commissie van toezicht en de Raad. Dit betreft steeds geprivilegieerde post. Ook indien brieven niet volgens deprocedure zijn verstuurd, is duidelijk van wie ze afkomstig zijn en dienen ze in het bijzijn van klager te worden geopend. De brieven worden echter zomaar geopend, de inhoud wordt eruit gehaald en om de envelop gewikkeld aan klagergegeven. Op de envelop staat telkens “BSD” geschreven.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden dient de afzender zijn brief in een gesloten envelop te doen en deze te adresseren aan de gedetineerde. De afzender sluit de envelop goed af, voegtdeze in een andere envelop en adresseert deze aan de directeur met het verzoek de bijgevoegde envelop aan de gedetineerde uit te reiken. De afzender dient er voor zorg te dragen dat kenbaar is in welke hoedanigheid de afzender debrief heeft geschreven.
Op grond van het vierde lid van voornoemd artikel 3 is de directeur, in het geval de brief niet herkenbaar is als afkomstig van een persoon of instantie genoemd in artikel 37, eerste lid, Pbw, niet gehouden aan het bepaalde in heteerste tot en met het derde lid.
De brief die klager opgestuurd heeft gekregen was niet volgens bovengenoemde procedure opgestuurd en niet herkenbaar als zijnde geprivilegieerde post. Daarom is de brief geopend.
Het is in de beklagprocedure gebruikelijk dat de beklagrechter er zorg voor draagt dat klager in het bezit komt van alle stukken, waaronder het schriftelijk verweer van de directie.

3. De beoordeling
Klager klaagt over de omstandigheid dat de beklagrechter niet binnen de in artikel 67, eerste lid, Pbw voorgeschreven termijn heeft beslist op het beklag en dat hij niet is ge?nformeerd over een verlenging van die termijn. Deberoepscommissie overweegt dat de wet weliswaar termijnen voorschrijft waarbinnen de beklagrechter op het beklag dient te hebben beslist, maar dat aan niet-nakoming van die termijn geen gevolgen worden verbonden. Voorzover hetberoep de klacht betreft, dat sprake is geweest van gebreken bij de behandeling door de beklagrechter, kan dit niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden, nu in beroep een nieuwe behandeling van het beklag plaatsvindt. Ditgeldt ook voor de klacht over de omstandigheid dat klager tijdens de beklagprocedure geen afschrift van de toelichting van de directeur heeft gekregen.

Ingevolge artikel 37, eerste lid, juncto artikel 36, derde lid, Pbw is, voorzover in beroep van belang, de bevoegdheid van de directeur tot het uitoefenen van toezicht op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van ofbestemd voor gedetineerden, niet van toepassing op brieven door de gedetineerde gericht aan of afkomstig van de in het eerste lid van artikel 37 Pbw onder a tot en met k genoemde personen en instanties.
De Regeling geprivilegieerde post gedetineerden regelt de wijze van verzending van brieven aan en door voornoemde personen en instanties.
Artikel 3, tweede lid van die Regeling bepaalt dat indien de directeur het met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen noodzakelijk acht ook de binnenste envelop van de brief of ander poststuk te openen, hij dit in hetbijzijn van de gedetineerden dient te doen. Het derde lid van dat artikel bepaalt dat in het geval een envelop kennelijk afkomstig is van een van de voornoemde personen of instanties, maar niet een dubbele envelop is gebruikt,dezelfde procedure wordt toegepast als vermeld in het tweede lid.

De beroepscommissie is van oordeel dat de in het beklag bedoelde aan klager gerichte brieven evident afkomstig zijn van instanties als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Pbw. In dat geval dient de directeur de brieven, ervanuitgaande dat deze niet in een dubbele enveloppe zijn aangeboden, in het bijzijn van klager te openen. Nu dit niet is gebeurd, hetgeen door de directeur niet is bestreden in de door klager bedoelde gevallen, dient het beroep vanklager gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming van na te noemen hoogte.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 30 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven