nummer: 04/1820/GA
betreft: [klager] datum: 4 oktober 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Haarlem,
gericht tegen een uitspraak d.d. 20 juli 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2004, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn buiten elkaars aanwezigheid gehoord de heer [...], unit-directeur van de locatie Haarlem en klager.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de wijze waarop een celinspectie heeft plaatsgevonden en het feit dat klager over de celinspectie niet is geïnformeerd. .
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ingevolge de Pbw en de huisregels is de directeur te allen tijde bevoegd onaangekondigd celinspectie te doen. Dit had klager kunnen weten. Er was informatie dat klager zich met handel in methadonpillen zou bezighouden. Op zijn celzijn spullen aangetroffen die hij niet bij zich mocht hebben. Hij had hiervoor gestraft kunnen worden, maar de penitentiair inrichtingswerker vond het niet nodig een rapport op te maken. Klager beklaagt zich niet over decelinspectie maar over het feit dat hij daarover niet is geinformeerd. De wet zegt hier niets over. De directeur is van mening dat dit geen beklagwaardige beslissing betreft en dat klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklagdient te worden verklaard. In reactie op klagers opmerkingen over het aangetroffen onderstel van een pan, deelt de directeur mede dat andere gedetineerden wel in de keuken kunnen komen en dat het vaak voorkomt dat gedetineerdenspullen van elkaar op cel hebben staan. Dat is niet te controleren.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij binnenkomst in de inrichting dienen gedetineerden te tekenen voor de spullen die op cel zijn. Daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Bij de celinspectie is onder andere een deken weggehaald zonder dat klager hierover isgeïnformeerd. Als klager de inrichting verlaat en dat deken is nog steeds verdwenen, dan krijgt hij wel de rekening gepresenteerd. Klager verblijft vrijwillig op de verslaving begeleidingsafdeling (VBA). Toen hij terugkwam van detherapiegroep trof hij in zijn cel een puinhoop aan. Hij heeft diverse keren aan het personeel gevraagd waarom dit was gebeurd, maar hij kreeg geen reactie. Het heeft hem uiteindelijk drie dagen gekost om er achter te komen. Eenmedegedetineerde had aangegeven dat klager methadonpillen zou verhandelen. Nadat het afdelingshoofd weer van vakantie was teruggekeerd, is er over de celinspectie gepraat en zijn klager excuses gemaakt. Voor klager was het hiermeeafgelopen. Hij was dan ook zeer verbaasd toen hij vernam dat de directeur in beroep was gegaan. Op de VBA-afdeling staat het respectvol met elkaar omgaan voorop. Klager vindt niet dat hij met respect is behandeld. Klager heeft dedeken na drie weken weer teruggekregen. Het onderstel van de pan was van klager en niet van de inrichting. Hij kan niet eens in de inrichtingskeuken komen, laat staan een inrichtingspan meenemen. Het mesje is van klager. Dat heefthij zelf gemaakt om te gebruiken bij een modelbouwdoos. Klager is van mening dat je van een celinspectie op de hoogte moet worden gesteld, bijvoorbeeld door het uitreiken van een formulier, zodat je weet waar je aan toe bent.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing een celinspectie uit te voeren en daarmee de wijze waarop deze wordt uitgevoerd, een klager individueel betreffende door of namens de directeur genomen beslissing betreft die opgrond van artikel 60, eerste lid, Pbw beklagwaardig is. Het beroep treft derhalve op dit onderdeel geen doel.
Artikel 58, eerste en tweede lid, Pbw geeft een limitatieve opsomming van beslissingen die door de directeur schriftelijk aan de gedetineerde moeten worden medegedeeld. De celinspectie op grond van artikel 34 Pbw valt hier nietonder.
Ingevolge artikel 34, tweede lid, juncto artikel 29, vierde lid, Pbw is de directeur bevoegd voorwerpen die bij een onderzoek van de verblijfsruimte worden aangetroffen en die niet in het bezit van de gedetineerde mogen zijn, inbeslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen, voorzover in beroep van belang, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde op diens kosten worden bewaard, hetzij met toestemming van degedetineerde worden vernietigd. Dit is in dit geval niet gebeurd.
De gebrekkige informatie over de (wijze van) celinspectie waarbij voorwerpen in beslag zijn genomen, is niet zorgvuldig zodat het beroep ongegrond is. Nu klager inmiddels voldoende is ge?nformeerd, ziet de beroepscommissie geenaanleiding tot het verlenen van enige tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 4 oktober 2004
secretaris voorzitter