Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0959/GM, 27 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/959/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 10 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 21 april 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie heeft zitting gehouden op 2 augustus 2004 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam.

Klager heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen,
Namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem is schriftelijk bericht dat zij verhinderd is ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 11 maart 2004, betreft het afbouwen van oxazepam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager is wegens alcoholverslaving sedert 25 jaar in behandeling bij de verslavingskliniek te Enschede, alwaar hem de maximale dosering van 5 x 50 mg oxazepam per dag wordt voorgeschreven. Afkicken van alcohol valt klager nietzwaar, maar afkicken van de medicatie is een probleem. Na twee ziekenhuisopnames op één dag in Berlijn wegens insulten acht zijn arts het noodzakelijk dat hij zijn bloedspiegel op peil houdt. Zonder oxazepam staat zijn hele lichaamin brand door prikkelingen, neemt zijn spierfunctie af en voelt hij zich gespannen en zweterig. De nachten zijn verschrikkelijk. Klager houdt dit niet vol en wil net als bij een methadonprogramma een onderhoudsdosis van 21⁄2 x 50 mgoxazepam.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft nooit epilepsie gemeld. Gelet op zijn ernstige alcoholverslaving is een onttrekkingsinsult niet uit te sluiten. Evenmin heeft klager ooit de behandelingen in Duitsland gemeld. Zodra de arts daarover informatie vanklager ontvangt kan zij informatie opvragen.
Klager gebruikt vaker oxazepam. Een jaar geleden is in de p.i. te Arnhem de oxazepam langzaam afgebouwd. Voorafgaand aan zijn huidige detentie kreeg hij op het politiebureau van Enschede weer oxazepam. Bij binnenkomst in deinrichting heeft de arts hem uitgelegd dat ook zij in een langzaam tempo de oxazepam zal afbouwen, hem intussen fluoxetine gevend ter verbetering van zijn situatie. Diverse malen is het benzodiazepinenbeleid met klager besproken.Intussen blijken uit laboratoriumonderzoek naar aanleiding van de diagnose polyneuropathie geen verdere afwijkingen. Hopelijk toomt klager zijn alcoholgebruik wat in.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken acht de beroepscommissie het aannemelijk dat klager wegens alcoholverslaving vele jaren in behandeling is bij het CAD te Enschede en acht zij het niet onaannemelijk dat de CAD-arts klager oxazepamvoorschrijft.
Op grond van de handreiking benzodiazepinen d.d. 2 mei 2002 van de medisch adviseur van het ministerie van Justitie is ingeval een gedetineerde bij binnenkomst in de inrichting diazepinen gebruikt afbouwen ervan aangewezen, tenzijer een medische indicatie is voor het gebruik.
Klager gebruikte bij binnenkomst in de inrichting op 2 februari 2004 driemaal daags 50 mg oxazepam en 100 mg voor de nacht, naast Selokeen en Ventolin. Het intakeformulier van de medische dienst vermeldt onder het kopje huisarts denaam van de bij het CAD Enschede werkzame arts. Op 5 februari 2004 is beslist dat klager geen tbc-controle hoeft te ondergaan wegens screening daarop anderhalve maand tevoren door het CAD Enschede. Derhalve waren klagers contactenmet het CAD genoegzaam bekend. Niet gesteld of gebleken is dat de inrichtingsarts informatie terzake van het oxazepamgebruik heeft opgevraagd bij de CAD-arts alvorens over te gaan tot het afbouwen ervan.
Hoewel vooralsnog achteraf bezien geen psychiatrische of neurologische indicatie bestond voor het gebruik van benzodiazepine had het op de weg van de inrichtingsarts gelegen om voorafgaand aan de beslissing tot afbouw van deoxazepam bij de CAD-arts na te vragen of en waarom laatstgenoemde het gebruik van oxazepam medisch geïndiceerd achtte.
Dit nalaten van de inrichtingsarts dient onder voornoemde omstandigheden te worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid ten opzichte van klager behoorde te betrachten. Het beroep zalgegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden,secretaris, op 27 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven