Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2156/GV, 27 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2156/GV

betreft: [klager] datum: 27 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. Demmer, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 9 september 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is aangevoerd dat haar verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Reden voor het verzoek is de medische conditie van klaagster. Zij heeft tijdensdetentie viermaal een maagzweer gehad en een breuk in haar middenrif. Gedurende haar verblijf in Breda heeft klaagster een hartinfarct gehad. Klaagster blijft pijn in haar borst houden en ernstige buikklachten, waardoor haarverblijf in de inrichting ondraaglijk is. Zij zou graag tijdelijk naar huis willen om te herstellen van haar klachten en wanneer haar medische conditie is verbeterd alsnog haar resterende tijd uitzitten. Aan het ministerie vanjustitie is een brief gestuurd waarin is aangegeven dat de partner van klaagster op 3 augustus 2004 is overleden en dat een aantal zaken, onder andere op financieel gebied, geregeld moet worden. Daarnaast heeft het overlijden eengrote emotionele impact op klaagster. Strafonderbreking kan gelet op artikel 39 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting slechts verleend en ingetrokken worden door de Minister. Uit de Regeling blijkt niet dat dezebevoegdheid is gemandateerd aan de selectiefunctionaris. De beslissing tot afwijzing is door een onbevoegde persoon genomen. Daarnaast is beslissing onvoldoende gemotiveerd. Er is wel sprake van een bijzondere omstandigheid Inartikel 24 juncto artikel 36 van de Regeling wordt als reden voor verlof genoemd het overlijden van de levenspartner. Daarnaast wordt in artikel 37 van de Regeling de medische grond als reden voor strafonderbreking genoemd. Deselectiefunctionaris heeft niet gemotiveerde waarom er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid als genoemd in hoofdstuk 5 van de Regeling. Volgens de selectiefunctionaris is er mogelijkheid voor extra aandacht van demedische dienst in geval van gezondheidsklachten. Klaagster heeft haar klachten meermalen neergelegd bij de medische dienst. De medische dienst heeft aangegeven dat klaagster een speciaal dieet zou moeten volgen. In de praktijkblijkt daar niets van terecht te komen. Extra aandacht van de medische dienst is een wassen neus. Volgens de selectiefunctionaris is er geen vertrouwen in een goede afloop van de strafonderbreking, omdat klaagster zich niet altijdzou weten te houden aan gemaakte afspraken. Dit is niet gemotiveerd. Afgevraagd wordt aan welke afspraken klaagster zich niet zou hebben gehouden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de ingewonnen/aangeleverde informatie is gebleken dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in klaagsters persoonlijke omstandigheden onder meer genoemd in hoofdstuk 5 van de Regeling, die zou kunnen leiden tot hetverlenen van strafonderbreking. Voor wat betreft klaagsters gezondheidsklachten is er indien gewenst de mogelijkheid voor extra aandacht van de medische dienst. Tevens is er sprake van contact vanuit de inrichting met de behandelendspecialist. Ten aanzien van het regelen van diverse zaken na het overlijden van klaagsters partner adviseert de inrichting negatief. Op dit moment bestaat er geen vertrouwen in een goed verloop van verlof dan wel strafonderbreking.Gebleken is dat klaagster zich niet altijd weet te houden aan gemaakte afspraken.

De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft aangegeven dat klaagster bekend is bij de medische dienst en voor meerdere klachten onder behandeling is bij een specialist. De afgelopen weken zijn voor klaagster zeer stressvolgeweest en zij krijgt extra aandacht van de medische dienst, als ze dat wenst. Het verzoek tot strafonderbreking kan niet worden ondersteund, omdat klaagster zich niet altijd kan houden aan gemaakte afspraken.

3. De beoordeling
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de bestreden beslissing onbevoegd is genomen door de selectiefunctionaris en dat, gelet op artikel 39 van de Regeling een dergelijke beslissing aan de Minister is voorbehouden. Deberoepscommissie overweegt dat uit artikel 39 van de Regeling volgt dat deze bevoegdheid is overgelaten aan de Minister en dat een dergelijke beslissing niet door de directeur van de inrichting kan worden genomen. Nu het bureauselectiefunctionarissen bij ministeriele beslissing met ingang van 1 januari 2003 is aangewezen om namens de Minister beslissingen in het kader van de Regeling te nemen, is de beslissing door de bevoegde instantie genomen.

Klaagster ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk acht maanden, zes maanden en veertien dagen met aftrek, wegens diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 november 2004.
Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard gelegen in de persoon van degedetineerde.
De beroepscommissie stelt vast dat door klaagsters raadsvrouw (inhoudelijk) onweersproken is aangevoerd dat klaagster tijdens detentie meerdere maagzweren heeft gehad en een hartaanval en dat klaagster nog steeds pijn in maag en opde borst ondervindt, waardoor haar verblijf in de inrichting ondraaglijk is en voorts dat zij emotionele problemen in verband met het overlijden van haar partner ondervindt. Door de selectiefunctionaris is hierop summier ingegaandoor te stellen dat klaagster bekend is bij de medische dienst en dat de mogelijkheid voor extra aandacht bestaat. Het had op de weg van de Minister gelegen de medisch adviseur bij het ministerie van justitie in te schakelen om zicheen oordeel over de ernst van de situatie te vormen. Door dit na te laten is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een onzorgvuldig genomen beslissing.
De beroepscommissie is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de beslissing van de Minister tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Zij zalklaagsters beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen. Hierbij dient de Minister het advies van de medisch adviseur bij het ministerie vanjustitie in te winnen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat aan klaagster geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven