Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1451/GA, 20 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1451/GA

betreft: [klager] datum: 20 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 juni 2004 van de beklagcommissie bij locatie De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de trage afhandeling van klagers verzoek om plaatsing in een kliniek.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de uitspraak, omdat hij vier maanden heeft moeten wachten. Hij heeft niets op papier gehad. In het laatste gesprek dat klager met de medewerkster van het CAD heeft gehad, vertelde ze hem nog dat het goedwas. Maar van het BSD moest klager vernemen dat het niet meer doorging, omdat hij er niet voor in aanmerking kwam.
Klager wil zijn beroep graag nog mondeling toelichten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht en verwijst naar de inhoud van het verweerschrift voor de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven zijn beroep mondeling te willen toelichten.
De beroepscommissie acht zich op grond van de beschikbare stukken evenwel voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal de zaak thans afdoen.

Op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw kan de selectiefunctionaris in geval van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van een gedetineerde, bepalen dat de gedetineerde naar een psychiatrischziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen zal worden overgebracht om daar zolang dat noodzakelijk is te worden verpleegd.

Artikel 30, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Regeling van 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI) bepaalt dat indien plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is geïndiceerd, dedirecteur van de inrichting waar klager verblijft, na overleg met de districtspsychiater, een daartoe strekkend advies indient bij de selectiefunctionaris.
Op grond van het tweede lid van dat artikel is het advies van de directeur onderbouwd met:
-een schriftelijk advies van het psycho-medisch overleg van de inrichting betreffende de psychiatrische problematiek en de wenselijkheid van opname,
-een inschatting van het vlucht- en maatschappelijk risico dat aan de plaatsing verbonden is, en
-een schriftelijke instemming van het Openbaar Ministerie indien het een onveroordeelde betreft danwel bij het vonnis een executie-indicator is gegeven.

De beroepscommissie overweegt op grond van de stukken dat klager eerst zelf een brief naar Groot Batelaar te Lunteren heeft geschreven en, nadat hij schriftelijk antwoord had gekregen, zijn interesse voor plaatsing in Groot Batelaaraan zijn reclasseringswerkster kenbaar heeft gemaakt. Deze is eerst nagegaan of zij een toeleiding zorg voor klager mocht verzorgen en is, toen dat het geval was, gaan onderzoeken hoe de verwijzing van klager naar Groot Batelaardiende plaats te vinden. Een en ander heeft, gelet op het schrijven van 18 mei 2004 van de reclasseringswerkster, enige weken in beslag genomen. Op enig moment heeft de inrichtingspsycholoog klager gesproken en is, gelet op deverklaring van de directeur voor de beklagcommissie, in het psycho-medisch overleg bekeken of klager geschikt is voor plaatsing in Groot Batelaar. Die inrichting werd niet geschikt geacht voor klager. De procedure is toen nietverder doorgezet en er is geen advies op schrift gesteld.

Voorzover klager zich er over beklaagt dat zijn verzoek tot plaatsing in een kliniek door het handelen van de inrichting vertraging heeft opgelopen, hetgeen, mede gelet op voornoemd artikel 30 van de Regeling selectie, plaatsing enoverplaatsing van gedetineerden, te herleiden is tot een klager betreffende beslissing van de directeur, overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat de directeur in de procedure zoals deze op grond van de stukken is komenvast te staan iets valt te verwijten.

Voorzover klager zich er over beklaagt dat zijn verzoek tot plaatsing in een kliniek door het handelen van de reclasseringswerkster vertraging heeft opgelopen, overweegt de beroepscommissie dat de directeur voor het (inhoudelijk)functioneren van een personeelslid van de Stichting Reclassering Nederland geen verantwoordelijkheid draagt. De beroepscommissie komt dan ook tot het oordeel dat de beklagcommissie in zoverre met juistheid op het beklag heeftbeslist. Zij merkt nog op dat klachten over het uitvoeren of nalaten van reclasseringswerkzaamheden kunnen worden ingediend bij de klachtencommissie als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Reclasseringsregeling 1995.

4. De uitspraak
Voorzover klager zich heeft beklaagd over het handelen van de reclasseringswerkster, verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt zij de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Voorzover klager zich heeft beklaagd over het handelen van de directeur, vernietigt zij de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart zij klager voor dit onderdeel alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart zij dit beklagongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven